FPP Flashcards

1
Q

Psychopathologie

A

De studie naar abnormaal gedrag of psychische ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

6 kenmerken van een psychopaat

A

Gebrek aan empathie, gebrek aan schuldgevoel, een enorme neiging tot manipulatie, het vertonen van narcistische trekken, het zijn van een thrillseeker, het vertonen van een bepaalde flair(door small talk) in het aangaan van relaties met een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt er van een psychische stoornis gesproken

A
  1. Er is sprake van een abnormaal verschijnsel(een afwijking van de sociale norm)
  2. Het verschijnsel brengt ongemak, lijden of bezorgdheid ter weeg
  3. Het verschijnsel toont kenmerken die storend zijn of worden ervaren door de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Andachtspunten die een belang vormen bij het ontwikkelen van een psychopaat

A
  1. verslaving
  2. Persoonlijkheidsstructuur (bijv. agressieve stijl, gewetensstructuur, destructief gedrag etc.
  3. Seksualiteit (bijv: seksuele problemen, pedofilie, sadisme, pervasieve woede en seksueel delinquent
  4. Psychopathie (Vooral: antisociale persoonlijkheidsstoornissen, ADHD, borderline en narcisme
  5. Geen empathie kunnen bieden op cognitief en affectief vlak ( Cognitief: beredenerend inschatten dat de ander een emotie heeft. Affectief: Meeleven en ook voelen wat de emotie van een ander voelt
  6. Factoren in de opvoeding (bijv. mishandeling)
  7. Delict voorgeschiedenis (in aantallen en het gebruik van geweld
  8. Psychotische stoornissen ( bij Threat control override, angsten en controle verlies, minder kans)
  9. Behandelmotivatie
  10. Slechte copingstijl
  11. Gebrek aan sociale vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaken Psychopathie

A

Level 1, 2 en 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Risicotaxatie

A

Het inschatten van hoe groot het risico is dat een patient in de toekomst (opnieuw) gewelddadig gedrag gaat vertonen van bepaalde aard en omvang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten risicotaxatie

A

Actuariele inschatting, klinische inschatting, structureel klinisch oordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Actuariele inschatting

A

Risicotaxatie op grond van kansberekening, toegepast op een lijst van relevante factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klinische inschatting

A

Een risicotaxatie op basis van een oordeel van een clinicus(psycholoog of psychiater)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Structureel klinisch oordeel

A

Een combinatie van actuariele inschatting en klinische inschatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Risicotaxatie modellen moeten voldoen aan bepaalde richtlijnen

A
  1. betrek gegevens uit meerdere informatiedomeinen
  2. Meet naast risicofactoren ook beschermende factoren. - Risk factors-protective factors
    - Stress factors - coping skills
    - Draaglast - draagkracht
    - Stoornissen - vaardigheden/steun
  3. Leg naast de statische(Onvervangbaar), ook dynamische (vervangbaar) factoren vast
  4. Geef een verklaring van het delict risico
  5. Geeft aanknopingspunten voor de behandeling
  6. Nomeringsgegevens (gegevend waarin je een individueel geval kunt vergelijken
  7. Betrouwbaarheid en validiteit
  8. Modeltoetsing
  9. Testscores moeten naast klinische gegevens worden gelegd
  10. Standaardisering samenwerking en onderzoek op nationaal niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Risicotaxatie meetinstrumenten

A

deze vormen een actuariele inschatting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nadeel van risicotaxatie meetinstrumenten

A

Hulpverleners verliezen de dubbelzinnigheid van de situatie uit het oog en presenteren de beslissing als objectief en waardevrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Questionable validity generalization

A

De vragenlijsten moeten een goede vergelijking geven tussen verschillende doelgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rare risk or protective factors

A

Een zeldzame gebeurtenis of een niet getoetste risico- of protective factor kan er alsnog toe leiden dat iemand een delict pleegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BSI-D

A

Behavioral status index- dutch = Het registreren van verschillende gedragingen aan de hand van 5 schalen die alle twintig vragen bevatten. De laatste schaal is een risico schaal om dagelijkse gedragingen op te schrijven die verband houden met of potentieel voorspellend zijn voor agressief gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

VD

A

Vragenlijst delictgevaarlijkheid = 47 items gevolgd door 2 items waarmee om een directe inschatting wordt gevraagd van de kans dat betrokkene op korte respectievelijk langere termijn een delict zal plegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hcr-20

A

Historical clinical risk = In NL HKT-30 (bestaat uit 30 vragen) Een vragenlijst die inzet op de volgende items: Historische items - Hebben betrekking op het verleden en zijn niet vervangbaar
Klinische items- Toestandsbeeld of persoonlijkheidskenmerken
Toekomstgerichte items- Hebben betrekking op de situatie waarin de verdachte zal komen te verkeren

19
Q

PCL-R

A

Psychopathy check list revised: Onderzoek naar psychopathie op basis van twee factoren. 1. De interpersoonlijke of affectieve kern van de psychopathie(De emotionele onthechting met arrogantie, misleiding en een gebrek aan affectieve ervaring. 2. De onstabiele en antisociale levensstijl (het antisociale gedrag

20
Q

Inschattingsmodellen vormen een

A

Klinisch beeld( door psychologen of psychiaters

21
Q

Nadeel inschattingsmodellen

A

Clinici zijn meer accuraat wanneer het mannen betreft dan bij vrouwen

22
Q

Modellen voor het inschatten van toekomstig delict gedrag

A
  1. Ongestructureerde klinische optie
  2. Gestructureerde klinisch model
  3. Anamnetisch
  4. Emperisch gestructureerde klinische taxatie
  5. Klinisch bijgestelde actuariele risicotaxatie
  6. Pure actuariele risicotaxatie
23
Q

Ongestructureerde klinische optie

A

Observatie op basis van wat clinici ziet. Niet op basis van enig format en daardoor subjectief en vrij onbetrouwbaar

24
Q

Gestructureerde klinisch model

A

Een zelfopgestelde lijst(dus NIET emperisch - wetenschappelijk onderbouwd) waarop hij beoordeeld

25
Q

Anamnetisch

A

De levensloop van een persoon wordt in kaart gebracht doordat clinici de client probeert te laten reflecteren op zichzelf. - Hetro: Reflecteren op wat een ander over een persoon zegt
- Auto: Reflecteren op wat iemand over zichzelf zegt

26
Q

Emperisch gestructureerde klinische taxatie

A

Een reflectie van clinici op een emperisch (wetenschappelijk) vastgestelde lijst van beschermende factoren en risicofactoren. Hierbij geeft de clinici een subjectieve reflectie op een vaste lijst. De weging is dus niet cijfermatig, maar een interpretatie.
Doordat verschillende clinici vanuit een dezelfde lijst een klinisch oordeel maken, is dit model wel toetsbaar

27
Q

Klinisch bijgestelde actuariele risicotaxatie

A

De toetsing wordt gedaan doormiddel van een emperische lijst waarop een direct resultaat komt. Bepaalde door de clinici belangrijk geachte items kunnen hierbij gevoegd worden

28
Q

Pure actuariele risicotaxatie

A

De vragenlijst wordt ingeschat en er vindt GEEN klinisch oordeel plaats.

29
Q

Binnen het analyseren van delicten wordt door clinici veelal gebruik gemaakt van welke methode

A

5G methode

30
Q

5G methode staat voor

A

Gedachten, gedragingen, gevoelens, gebeurtenissen en gevolg

31
Q

RISC-model

A

Geeft criminogene risicofactoren weer

32
Q

Criminogene risicofactoren zoals weergeven door RISC-model

A
  1. Delict geschiedenis 2. Huidig delict patroon 3. Huisvesting en wonen 4. Inkomen en geldbeheer 5. Opleiding werk en leren 6. Relaties met familie 7. Vrienden en kennissen 8. Middelengebruik 9. Psychische gezondheid 10. Denkpatronen, vaardigheden en gedrag 11. Houding
33
Q

Stap 1 in de besluitvorming van de rechter in de berechting

A

inschakelen van een deskundige die belangrijk is bij een goede beoordeling van de strafzaak. -Waarheidsbevinding, -Informatie over de persoon van de verdachte -Besluitvorming in het kader van een maatregel

34
Q

Stap 2 in de besluitvorming van de rechter in de berechting

A

Beoordeling van wilsvrijheid en de mogelijkheden tot strafuitsluitingsgronden. -Ontoerekeningsvatbaarheid, -Stoornisperspectief: Een omschrijving van dysfuncties die uit de stoornis voortvloeien en die een rol spelen bij het delict.

Delict perspectief: Beschrijft manier waarop dysfuncties doorwerken in het gedrag ten tijde van een delict.

  • Invloed van externe factoren op wilsvrijheid: psychische overmacht en noodweer.
  • Het ontbreken van opzet
35
Q

Stap 3 in de besluitvorming van de rechter in de berechting

A

Gedragsprognose: -Wettelijke gevaarcriterium: Gevaar voor anderen en casual verband tussen stoornis en delict.

Bij gedragsprognose bij voorwaardelijke kader geldt:
- geen wettelijke regeling, de betekenis van de stoornis hoeft niet onderzocht te worden, prognose vragen van de rechter hebben slechts in beperkte gevallen te maken met de aanwezigheid van een stoornis

36
Q

Stap 4 in de besluitvorming van de rechter in de berechting

A

Gedragsinterventies - TBS en plaatsing psychiatrisch ziekenhuis (PZZ): Behandeling van een stoornis met specifiek gevarenkans voor een ander of zichzelf
- PIJ en ISD: Maatregelen waarbij wordt ingezet op opvoeding

37
Q

Het deskundigheidsonderzoek bestaat uit welke 3 stappen

A
  1. diagnose, 2. doorwerking in delict, 3. prognose
38
Q

Deskundigheidsonderzoek stap 1: Diagnose

A

-Objectiveren, 3 kenmerken voor het diagnostiseren van een psychopathologische stoornis: 1. Er is sprake van een abnormaal verschijnsel die afwijkt van de norm. 2. Het verschijnsel brengt ongemak, lijden of bezorgdheid teweeg bij de betrokkenen of diens omgeving. 3. Het verschijnsel vertoont een aantal kenmerken wat ook door anderen als storend worden ervaren

39
Q

Verklaringsmodel verslaving: moreel model

A

Verslaving is een kwestie van keuze

40
Q

Verklaringsmodel verslaving: Ziektemodel

A

Verslaving wordt gezien als ziekte

41
Q

Verklaringsmodel verslaving: Farmacologisch model

A

Verslaving ontstaat door de verslavende werking van en de beschikbaarheid van een verslavende stof

42
Q

Verklaringsmodel verslaving: Symptomatisch model

A

Verslaving is een symptoom van onderliggende psychologische problematiek

43
Q

Verklaringsmodel verslaving: Gedragsmodel

A

Verslaving is een uit de hand gelopen gewoonte

44
Q

Verklaringsmodel verslaving: Sociaal model

A

Verslaving ontstaan door sociale omstandigheden(Bijv: Werkloosheid