Formules Flashcards
Hoofdstukken 3,4,9,10 en 14.3/4
1
Q
I=Q/t
A
I= stroomsterkte(A), Q= lading(C) en t= tijd in seconde
2
Q
U= I•R
A
U= spanning(V), I= stroomsterkte(A) en R= weerstand(Ω)
3
Q
G= 1/ R (R= 1/G)
A
G= geleidbaarheid(S) en R= Weerstand (Ω)
4
Q
P= E/t (1)
A
P= vermogen (J/s of W) en E= energie(J)
5
Q
E= P•t (2)
A
E in kWh, P in kW en t in uur.
6
Q
P= U•I
A
P= vermogen(W), U= spanning(V) en I= stroomsterkte(A)
7
Q
R= 𝞺 • l/A
A
R= weerstand(Ω), 𝝆= soortelijke weerstand(Ωm), l= lengte van de draad(m) en A= doorsnede van de draad(m²)
8
Q
E= h•f
A
E= energie van een foton(J), h= constante van planck en f= de frequentie(Hz)
9
Q
v= ƛ • f
A
v= snelheid(m/s), ƛ= golflengte(m) en f= frequentie (Hz)