formulering Flashcards

1
Q

als de pv op een andere plek staat na het voegwoord (en, maar, want, of) dan ervoor

A

foutieve inversie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

als er in de 2e zin woorden zijn weggelaten die er wel hadden moeten staan
(niet zelfde betekenis/gram functie/volgorde odw-pv/rang qua zin)

A

foutieve samentrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

odw hoofd en bijzin niet hetzelfde maar toch samengetrokken?

A

foutieve beknopte bijzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

als de persoonsvorm en het onderwerp qua getal niet overeenkomen

A

inconqruentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

woord in de zin omschrijft een eigenschap van het andere woord
(2 woordsoorten) 1 kan je weglaten

A

pleonasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer 2 synoniemen in de zin staan (zelfde woordsoorten) maakt niet uit welke je weglaat

A

tautologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2/2+ uitdrukkingen zijn vermengd tot 2 foute uitdrukking

A

contaminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly