Formuleren 1 Flashcards

1
Q

kennen

A

iets weten of geleerd hebben bijv: ik ken de spelregels van rugby.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kunnen

A

in staat zijn om iets te doen bijvoorbeeld : ik kan heel goed dansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Liggen

A

zich bevinden, rusten bijv: De hond ligt in zijn mand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leggen

A

Iets doen bijvoorbeeld: Sem legt zijn tas op tafel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly