FMH Flashcards

1
Q

Wat is de NNGB?

A

Nederlands norm gezond bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Er zijn twee gangbare normen voor de gewenste hoeveelheid van bewegen welke?

A

Nederlandse norm gezond bewegen en de fitnorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen de fitnorm en de nederlandse norm gezond bewegen?

A

De nederlandse norm wordt gemeten vanuit een gezondheidsdeskundige voor de hoeveelheid lichaamsbeweging het lichaam nodig heeft.

De fitnorm is de hoeveelheid beweging die het lichaamnodig heeft voor een gezond hartvaartstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de nederlandse norm voor gezond bewegen?

A

5 dagen per week minimaal 30 min bewegen (matig intensieve)

Voor kinderen, jongeren en mensen met overgewicht is het gewenste aantal 60 min per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vier belangrijkste welvaartziekten?

A

Kanker
Hart-vaatziekten
diabetes mellitus
COPD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor welvaartziekten?

A
Weinig bewegen
Roken 
alcohol
slechte voeding 
ontspanning (stress)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer voldoe je aan de fit norm?

A

om een goede conditie te hebben van het hartvaatstelsel is 3 maal per week 20 min. intensieve lichaamsbeweging nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt onderscheid gemaakt tussen niet-fit, semi-fit en norm-fit

A

Niet-fit (niet of enkele keren per jaar zwaar inspannend actief)
semi-fit (wel regelmatig zwaar inspannend actief, maar minder dan drie maal per week)
Norm-fit ( 3 of meer keren per week minstens 20 min intensieve lichamelijke activiteiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn persoongebonde risicofactoren voor welvaartziekten?

A
Genen
bloeddruk
cholestrol
immuunsysteem
lichaamsgewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem de 4 sleutelcompetenties can communicatie?

A
  1. opbouw relatie
  2. verkrijgen van informatie
  3. bespreekt
  4. legt vast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 7 compentiegebieden van het beroepsprofiel fysiotherapeut

A
  1. communiceren
  2. samenwerken
  3. maatschappelijkhandelen
  4. professioneelhandelen
  5. organiseren
  6. kennis & wetenschapdelen
  7. fysiotherapeutisch handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vier sleutelcompetenties voor fysiotherapeutisch handelen?

A

screening
diagnostiek
behandelen
afsluiten van behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de 6 basisvoorwaarden voor goede communicatie door een fysiotherapeut (fysiotherapeutishc handelen)

A
  1. communiceren
  2. samenwerken
  3. maatschappelijkhandelen
  4. professioneelhandelen
  5. organiseren
  6. kennis & wetenschapdelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de opbouw van een preventie programma bestaat uit?

A
  1. intake/fitheidstest
  2. theoretische bijeenkomst
  3. praktische bijeenkomst
  4. outtake
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar staat MET voor?

A

Methobolic equivalent task

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je hebt verschillende preventie onderdelen (4)? Benoem ze en geef hierbij een voorbeeld

A

Universele preventie:
gericht op de gehele bevolking ( kans op onstaan van ziekte of risicofactoren verminderen voor de bevolking)
selective preventie:
Gericht op identificatie van specifieke hoog risico groepen (programmas gericht op gezondheidbevordering)
geindicieerde preventie:
het onstaan of verder gezondheidschate voorkomen bij individule patienten met verhoogd risico
zorggerelateerde preventie:
Zorg gericht op het ondersteunen van individuele patienten met bestaande gezondeheidsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat wordt er bedoelt met de termen inclusie en exlusie, en exclusiecritia

A

Inclusie: insluiten voor fysiotherapie of fitheidsttesten

exclusie: uitsluiten van
exclusiecriteria: criteria waarom je iemand uitsluit van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Doelstelling van de Par-Q is?

A

een instake vragenlijst voordat de patient mag deeldelemen aan een fitheidtest of eerst langs de huisarts moet om te consulteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de volledige benaming van de Par-Q?

A

Physical activity readiness quistionnare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de doelstelling van de rand-36?

A

De meest gebruikte vragenlijst voor het meten van ervaren gezondheid of gezondheidgerelateerde kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen sportmassage en massage therapie?

A

Therapie, is bij patienten met medische indicatie

Sport, is bij patienten die gezond zijn zonder indicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke vragen stel je bij een algemene inspectie, massage

A

Hoe is de houding, hoe staat iemand erbij?

23
Q

Bij een specieke inspectie bij massage kijk je naar?

A
Huid
kleur
glans 
wonden
beharing
drukplekken
vaattekenen
eelt 
nagels
24
Q

Wat is calor?

A

Warmte

25
Q

Wat is dolor?

A

pijn

26
Q

Wat is rubor?

A

roodheid

27
Q

Wat is tumor?

A

Gezwel/verdikking

28
Q

Functio leasa

A

Functie verlies

29
Q

Waar staat ICD voor?

A

International classification of diseases

30
Q

Wat is een contra indicatie voor massage?

A

Spataderen

31
Q

wat is het doel van intermitterend drukken?

A

inleiding van massage, gewenning, wederzijdse orientering, dehydrerend effect

32
Q

benoem een aantal symtomen welke door een clien gemeld kunen worden in de intake en gedurende een training?

A

Moe, misselijk, duizelig, pijn, geen kracht, trillingen

33
Q

de inclusie/exclusiecriteria voor groepstraining DM 2 zijn/

A

inclusie:

  1. diagnose arts
  2. noodzakelijk informatie zijn beschikbaar
  3. patient voldoent niet aan de NNGB
  4. patient is gemotiveerd voor actieve leeftijd

exclusie:
niet aan de inclusiecriteria voldoen
positieve bevinden Par-Q
comorbiditeit

34
Q

wat zijn de rodevlaggen bij cardiovasculair falen?

A
  1. pijn op de borst
  2. evenwichtsverlies of duizeligheid
  3. medicijnen bloeddruk
  4. hartproblemen
35
Q

wat wordt er bedoelt met een coopingstyle?

A

de manier waarop mensen met dingen/problemen omgaan. BV actieve, passief of vermijnde coopingstyle

36
Q

External en internal locus of control wat wordt daar mee bedoelt?

A

External zijn mensen die het leven beschouwen als niet beinvloedbaar proces

internals zijn mensen die zichzelf als architect van hun bestaan dus het wel degelijk kunnen beinvloeden

37
Q

De drie demensies van stijl atrribueren zijn

A

intern/extern dimensie - geeft iemand invloed te kunnen hebben op de behandeling

de stabiliteits dimensie - geeft aan of de patient deze invloed al stabiel ervaart.

specifieke/globale demimensie

38
Q

Wat zijn de doelen van meten binnen de fysiotherapeutische praktijk?

A

Diagnotisch meten - inventarisering van klachten
Prognotisch meten - voorspellen van beloop van de klacht
Evaluatie meten - zit er verbetering in de klacht?

39
Q

Wat is het verschil tussen intrabeoordelaars betrouwbaarheid en interbeoordelaar betrouwbaarheid

A

Instra beoordelaars = overeenkomst van resulaten bij meting door 1 persoon op verschillende momenten
inter beoordelaar = overeenkomst door verschillende personen van resulaten bij metingen

40
Q

Wat wordt er bedoelt met validiteit?

A

De mate waarin het instrument meet wat het beoogt te meten. is deze meting of een hulpmiddel goed te gebruiken of specieke doeleinden?

41
Q

wat wordt er bedoelt met Responsiviteit?

A

De mate waarin een instrument werkelijke verandering kan meten

42
Q

Wat is het verschil tussen specificitiviteit en sensititiviteit?

A

Spin - includeren - de gevoeligheid van de test

Snout - excluderen - hoe specifiek is de test

43
Q

Waar staat PICO voor?

A

Patient
Intervention
comparison
outcome

44
Q

Wat is een definitie van klinische beslissingen op grond van de best beschikbare wetenschappelijk bewijs?

A

Evidence based practice

45
Q

Wat voor een test is de Astrand test?

A

Submaximaal test, om het fysieke uithoudingsvermogen te meten. VO2max

46
Q

Wat wordt er bedoeld met de steady state fase tijdens de astrand test?

A

een fase waarin de wattage niet meer opgevoerd. en wordt er in de laatste twee min. iedere 15 sec de HF gemeten. Gemiddelde HF wordt hiervan berekend.

47
Q

Wat is het doel van de 6 min wandel test?

A

De maximale loopafstand wordt gemeten binnen 6 min. Laag belast dus vaak toegepast bij ouderen, COPD patienten en hart-vaatziekten.

48
Q

Speciefieke weefsel palpatie bestaat uit?

A
Temperatuur 
vochtigheid
verschuifbaarheid 
oppakbaarheid 
tonus 
strengen
intermitterend drukken
49
Q

Wat zijn de 7 leerdidactische kernpunten?

A
  1. zinvol
  2. just-in time
  3. zelf nieuwe kennis bouwen
  4. sociaal interactief
  5. met goede innerlijke toestand en motivatie
  6. inzich in eigen leerproces
  7. voortbouwen op bestaande kennis
50
Q

Wat zijn de 6 fase van gedragverandern

A
openstaan 
begrijpen 
willen 
kunnen 
doen 
blijven doen
51
Q

Wat zijn de kenmerken voor een (stimulerende) massage

A

Dwarsknedingen
Hoog tempo
60 % knedingen
veel afwisselingen

52
Q

Wat zijn de kenmerken van een sederende massage (ontspanning)

A
Lengte knedingen 
laag tempo 
weinig afwisseling
niet pijnlijk 
70% knedingen
53
Q

wat is het verschil tussen de aneorobe drempel en de aerobe drempel

A

Anearobe drempel niet voldoende zuurstof om melkzuur om te zetten tot energie

aerobe drempel het moment dat je niet meer kan praten tijdens een training