Final Flashcards

1
Q

Waarom is diversiviteit belangrijk voor organisaties?

A
  • moreel standpunt: het juiste om te doen, mensen zijn gelijk en verdienen gelijke kansen
  • legitimiteit: voldoen aan wetten over discriminatie, voldoen aan reguleringen rondom gelijke kansen
  • opprtunisme: bedrijfsprestaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 2 modellen over gelijkheid (equality) en diversiviteit?

A
  1. procedurele of individuele rechtvaardigheid = eerlijke processen voor iedereen
  2. groeps- (sociale) rechtvaardigheid = equity: eerlijke kansen en uitkomsten. Behandel mensen anders om eerlijke uitkomsten te krijgen
  3. gelijkheid als erkenning van diversiviteit: individuen zijn uniek maar krijgen allemaal dezelfde rechten en voordelen, streef niet naar het minimaliseren vanverschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg affirmative action uit en hoe dit onderdeel is van groepsrechtvaardigheid

A

affirmative action = positieve discriminatie is opzettelijk voordelen geven aan minderheden zodat uitkomsten gelijker worden. Bijvoorbeeld een vrouw aannemen in plaats van een man die dezelfde geschiktheid heeft, om ervoor te zorgen dat de verhouding man/vrouw binnen een bedrijf gelijker wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

HR praktijken die gebruikt kunnen worden voor diversiviteit

A
  • inclusief leiderschap: training voor managers in ondersteunen van teamleden, zorgen voor rechtvaardigheid en kwaliteit
  • individuele aanpassingen: toegankelijkheid voor mensen met handicap, gebedsruimte
  • communicatie: deel ervaringen van mensen, deel voorbeeld waaruit blijkt dat iedereen echt onderdeel is van de organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschil tussen directe en indirecte discriminatie

A

Directe discriminatie is gebaseerd op verboden gronden, bijvoorbeeld ras. Iemand wordt oneerlijk behandeld voor wie hij/zij is.
Indirecte discriminatie gebeurd op criterium dat leidt tot systematische uitsluiting gebaseerd op verboden gronden. Hier is een regel of regelingen ingevoerd die voor iedereen gelden, maar die iemand met een beschermd kenmerk op een oneerlijke manier benadelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorbeeld van indirecte disriminatie

A

Een minimum lengte eisen voor een baan discrimineert indirect tegen mensen een beperking of specifieke afkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Social cognition theorie

A
  • Attributes: automatisch proces waardoor we betekenis toekennen aan een gebeurtenis
  • stereotypen: sociale gedeelde gedachtes over kenmerken van leden van een bepaalde sociale categorie
  • activatie van stereotypering hangt af van zichtbaarheid/opvallendheid van kenmerk (salience)
  • sociale rol verwachting = stereotype verwachtingen over hoe mensen uit een minderheidsgroep zijn en hoe ze zich horen te gedragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Social identity theorie

A

individuen baseren hun sociale indentiteit op de groep waaraan ze deelnemen, dit noemen we groepsidentificate. Dit leidt tot het behouden van positief zelfbeeld
- groepsidentificatie: leidt tot het maken van aannames over lidmaatschap, dit noemen we sociale categorisatie. In group versus out group
- vergelijkingen tussen in group en out group verklaren discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Decent work

A

de minimale standaard voor werkomstandigheden die zorgen voor ene goede kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly