Filosofie Voor Dummies Flashcards
1
Q
onwetendheid
on·we·tend·heid
• de • onwetendheden
A
onbekendheid met iem. of iets
= onkunde, ignorantie, agnosie
•
hij heeft dat in zijn onwetendheid gedaan
•
uit, door onwetendheid
•
onwetendheid voorwenden
= ignorance
2
Q
verrukking
de [mv: -en]
A
delight, rapture, ecstasy
in verrukking raken/zijn over become/be elated about
in verrukking brengen delight, enchant