Filosofie Flashcards
Existentiefilosofie
o Het menselijk bestaan als unieke individuen in concrete situaties
Filosofie kenmerken
- potentialiteit (mogelijkheid i.p.v. feitelijkheid); 2. de vraag is zelf onderdeel van de vraag;
- anti-dogmatisch,
- debat (losse ideeën zijn geen ideeën)
Fysica
hoe zit de wereld/natuur in elkaar?
Logica
hoe kunnen we kennis hebben over de wereld?
Ethica
Hoe kunnen we de wereld maken zoals we hem willen?
Ideeënleer
Van alles zijn eeuwige en volmaakte oervormen van concrete, in de alledaagse werkelijkheid waar te nemen dingen. Alle aardse verschijningen zijn onvolmaakte afspiegelingen van deze oervormen, ideeën. De ideeën zitten in de mens, maar zijn niet kenbaar. Echter zijn de dingen in de werkelijkheid herkenbaar. De volmaakte en eeuwige ideeën zijn herkenbaar aangezien ze besloten zitten in de oneindige ziel. De mens heeft een kenvermogen: de ziel leeft voor ook buiten de sterfelijkheid.
De allegorie van de grot
o De allegorie van de grot de mensen zien louter de afschaduwingen van de werkelijkheid. De kennis van de afschaduwingen is kortom onvolledige kennis.
o De mens ziet slechts onvolmaakte kopieën van de eeuwige vormen
De ziel
- De ziel volgens Plato bestaat de mens uit twee delen. Allereerst bestaat de mens uit een lichaam en een ziel.
1) Lichaam = kerker van de ziel, sterfelijk. Het lichaam verlangt naar het lagere
2) Ziel = onsterfelijk. De ziel staat in contact met het hogere, de wereld van de ideeën.
o De mens is verdeeld: De mens moet een balans vinden tussen de verlangens van de ziel en verlangens van het lichaam (genot, passies en emoties). Kortom een wisselwerking; strijd tussen streven naar hogere en vinden van genot. De rede zorgt voor een balans.
o Iedereen heeft in potentie de ziel de meeste mensen lukt het niet op de potentie te verwezenlijken.
o Verlossing uit de aardse schijnwereld middels de ontwikkeling van de rede en het studeren van rationele denkvermogen. Middels het verstand, de rede kunnen ideeën worden waargenomen.
De ideale staat (Politeia)
- Politeia: de ideale staat plato beschrijft een ideale staat oftewel hij schetst een beeld hoe een maatschappij het beste kan worden vormgegeven. De belangrijkste kenmerken van een ideale staat zijn:
o Antidemocratisch pluraliteit aan verschillende soorten mensen waaronder leiders. Leiders bepalen en geven richting aan stadstaat
o Ideale staat: leiders, wachter en onderdanen
o Filosoof koning als ideale leider: heeft kennis van de ideeën
o De normale mens heeft geen kennis van de pure vormen/ ideeën.
Plato’s dualisme
Lichaam en ziel
Eudaimonia
Aristoteles, hogere vorm van geluk. Geluk is het doel van de mens volgens Aristoteles.
Hedonisme
Al het handelen moet in teken staan van geluk vinden, pijn en lijden is slecht.
Hedonisme
Al het handelen moet in teken staan van geluk vinden, pijn en lijden is slecht.
Deugdenethiek
Aristoteles, het evenwicht vinden tussen alles, om zo tot deugdzaamheid te komen. elk mens wordt geboren met bepaalde mogelijkheden, capaciteiten en potenties. De opvoeding is belangrijk voor de ontwikkeling van de mens. Alles in de werkelijkheid heeft een doelmatigheid. De doelmatigheid van de mens is geluk (eudemonia) een veiligheid en een bepaalde gemoedsrust. Om dit te bereiken moet een mens deugdzame eigenschappen ontwikkelen. Vriendschap is de belangrijkste deugd
Vriendschap volgens Aristoteles
3 soorten vriendschap,
1. vriendschap voor genot
2. vriendschap voor nut
3. ware vriendschap : de andere persoon is het motief van de vriendschap. kritisch zijn tegenover elkaar. de grootste deugd is deze vriendschap.
Epicurisme
Epicurisme afgestamd van het Hedonisme = genot als hoogste levensdoel. Het verstand moet de juiste keuzes maken, hier is zelfbeheersing voor nodig. Lijden voorkomen door bepaalde genietingen af te wijzen.
Stoïcisme
God bestuurt de wereld op een wijze manier, alles moet je daarom accepteren ook het lijden. aanvaarden van het lot, zelfbeheersing, vinden van innerlijke rust
Syllogisme
Een manier van beredeneren die Aristoteles gebruikt: Mens is sterfelijk, Socrates is een mens, Socrates is sterfelijk.
Scholastiek
In de Middeleeuwen (11e eeuw). Centraal staat het uitleggen van christelijke dogma’s aan met name mensen die de geschriften niet lezen. De filosofie staat in dienst van de theologie. Alleen gebruik om de christelijke traditie uit te leggen.
determinisme
elke gebeurtenis is niet willekeurig maar heeft een oorzaal
Scholastieke methode
Vaste methode waarin:
1. Lectio: lezing van een gezaghebbende tekst
2. Questio: de probleemstelling, de oplossing moet dieper inzicht in de tekst bieden
3. Disputio (nieuw in Middeleeuwen): een discussie en of confrontatie met andere meningen en interpretaties
Disputio was in Oudheid niet relevant want daar stond de filosofie vast.
Christelijk Humanisme
Komt op in de Renaissance. het proberen om het christelijk gedachtegoed in overeenstemming te brengen van een humanistisch mensbeeld
o Zoeken naar alternatieven voor het christelijk mensbeeld
o Verbinding christelijke teksten en klassieke teksten
o Mensen kunnen zelf nadenken over wat een moreel-juist leven is niet meer de ethiek of moraal van een Christelijke Autoriteit.
Erasmus over opvoeding en onderwijs.
Belangrijk voor de morele ontwikkeling. De ontwikkeling van de mens is altijd in relatie tot de ander. Het uiteindelijke doel is een goed leven leiden waarin jezelf leert kennen en er kritisch naar jezelf wordt gekeken. (Jezus als voorbeeld)
Erasmus over vriendschap.
Belangrijk voor de morele ontwikkeling.
o Noodzakelijk voor persoonlijke ontwikkeling
o Vrienden zijn kritisch en vriendschap verondersteld een bepaalde gelijkwaardigheid
o Vrienden houden elkaar scherp in moreel opzicht
o Vrienden zorgen voor dat je een moreel mens wordt
o Ware vriendschap draagt bij aan een goede samenleving.
o Vriendschap is de hoogste vorm van levenskunst
o De vriend is de ander ‘zelf’.
Volmaakte en onvolmaakte vriendschap
a. Een volmaakte vriendschap is onbereikbaar en onmogelijk
b. Onvolmaakte vriendschap tussen welopgevoede en getalenteerde mannen.