Feitelijk Argumentatie Flashcards
1
Q
P (argument pro)
A
Argumenten voor
2
Q
C argument contra
A
Argumenten tegen
3
Q
A aanname
A
De aanname, je neemt aan dat er een verband is.
4
Q
F feit
A
Dat verband tussen th en p of c moet feitelijk zijn
5
Q
N netwerk van kennis
A
Het netwerk van kennis onderzoekt wat de feiten zijn
6
Q
These (th)
A
De stelling