Farmacologie Flashcards
1
Q
fenylephrine
A
alpha1-agonist
2
Q
clonidine
A
alpha2-agonist
3
Q
cocaïne
A
NE reuptake blokker
4
Q
tricyclische antidepressiva
A
NE reuptake blokker
5
Q
rerserpine
A
NE transport naar blaasje blokker
6
Q
tetrodotoxine
A
Na+ kanaal blokker
7
Q
hemicholinium
A
voorkomt choline opname
8
Q
triethylcholine
A
vals substraat voor choline opname
9
Q
neostigmine
A
choline-esterase remmer
10
Q
physostigmine
A
choline-esterase remmer
11
Q
botulinetoxine
A
ACh afgifte blokker
12
Q
dobutamine
A
beta1 agonist
13
Q
salbutamol
A
beta2 agonist
14
Q
fentolamine
A
irreversibele alpha antagonist
15
Q
phenoxybenzamine
A
alpha antagonist
16
Q
yohimbine
A
alpha2 antagonist
17
Q
prazosine
A
alpha1 antagonist
18
Q
doxazosine
A
alpha1 antagonist
19
Q
propranolol
A
beta antagonist
20
Q
pindolol
A
beta antagonist
21
Q
atenolol
A
beta1 antagonist
22
Q
metoprolol
A
beta1 antagonist
23
Q
labetolol
A
alpha1, beta antagonist
24
Q
carvedilol
A
alpha1, beta antagonist
25
guanethidine
NE afgifte blokker
26
captopril
ACE inhibitor
27
enalapril
ACE inhibitor
28
valsartan
ARB
29
losartan
ARB
30
candesartan
ARB
31
aliskiren
renine inhibitor
32
eplerenone
aldosteron antagonist
33
spironolactone
aldosteron antagonist
34
vasopressine
V1 (vasoconstrictie) en V2 (water retentie) agonist
35
histamine
vaatverwijder, histaminereceptor agonist
36
angiotensine II
AT1 (constrictie) of AT2 (dilatatie) receptor agonist
37
hexamethonium
N1 receptor antagonist
38
mepyramine
H1 receptor antagonist
39
ramtidine
H2 receptor antagonist
40
nitroglycerine
nitraat
41
isosorbidemononitraat
nitraat
42
isosorbidedinitraat
nitraat met first-pass effect
43
verapamil
calcium antagonist (niet gebruiken in combinatie met betablokker, vooral effect op hart)
44
diltiazem
calcium antagonist
45
nifedipine
calcium antagonist (mn weerstandsvaten, niet bij instabiele AP gebruiken)
46
clopidogrel
anti-trombocyt anticoagulans
47
aspirine
trombocyt aggregatie remmer
48
heparine
anticoagulans via anti-trombine activatie
49
statines
HMG-CoA reductase remmers
