farmacodynamiek Flashcards

1
Q

inleiding

A

farmacodynamiek: wat doet het farmacon met het lichaam

farmaca interageren met bestanddelen van organismen waardoor farmacologische effecten ontstaan. Het domein dat deze effecten bestudeert en hoe die ontstaan (werkingsmechanismen).

Werking van farmaca= moleculair, subcellulair, cellulair, weefsels en organen, organisme en populatie

interactie farmacon met aangrijpingspunt
meetbaar effect terhoogte van orgaan
aangrijpingspunten vaak receptoren

receptoren= membraangebonden eiwitten die de cellulaire functie reguleren

ligand: stof waar receptor affiniteit voor heeft (endogene of exogene liganden) (structurele verwantschap)

interactie komt tot uiting als meetbaar farma effect ter hoogte orgaan, en kan functioneren gans organisme beinvloeden

farmacon- receptor- trandsuctiemechanismen- cellulair respons- orgaan- organisme

aangrijpen op andere eiwitten transporteiwitten of enzymen (activiteit geremd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aangrijpingspunten

A

algemeen= lichaamseigen eiwitmolecuul

relatief weinig eiwitmoleculen beinvloed
- onbereikbaarheid (intracellulair)
- de veelheid van celtypen waarin het eiwit tot expressie komt (nevenwerkingen)
- alternatieve signaalroutes die verandering van functie van één eiwit op fysiologisch niveau te niet kunnen doen (ineffectiviteit)

meest succesvolle farmaca

ingrijpen op eiwitten die aan het begin van lange, zichzelf versterkende signaalcascades staan

4 groepen eiwitten waarop farmaca inwerken

  • receptoren
  • ionkanalen
  • enzymen
  • transporteiwitten

receptoren= zijn membraangebonden eiwitten die betrokken zijn bij de herkenning van licaamseigenliganden en de initiatie van hun effect

ionkanalen
meestal gelokaliseerd in celmembraam: als gevolg van een stimulans verandert het ionkanaal van ruimtelijke structuur, wat de toegankelijkheid van ionen verandert.

primair fysiologisch effect: calciumkanalen, verhoging intracel ca, direct fys gevolv: spiercontractie of uitstorting neurotransmittor

Na / K ionkanalen: indirect, beinvloeden conc van ionen aan weerzijden van membraan, waardoor membraanpotentioaal van een cel verandert, dit resulteert via diverse mechanismen in een veranderde fysiologische respons

indeling op basis van endogene signaal dat kanaal activeert

stimulans: endogene ligand: receptorafhankelijke ionkanalen

ionkanalen geactiveerd door veranderingen in membraanpotentiaal, deel eiwit voltagesensor die bij een snele verandering in membraanpotentiaal zorgt voor structurele verandering in ionkanaal = spanningsafhankelijke ionkanalen (groot belang voor de functie van exciteerbare weefsels zoals neuronen)

enzymen

opgebouwd: deel dat katalytische functie herbergt (actieve site) en overige gedeelte ( allosterische site) farmaca met beide een reactie aangaan wat meestal resulteert in een remming van de enzymwerking.
competitief door binding met de actieve site
niet- competitief: interactie allosterische plaats

transporteiwitten

transporteiwitten verplaatsen ionen en kleine organische moleculen over de celmebranen

ionenpompen

meeste ionenpompen farmaca dat werking remmen

tweede bekende categorie die door farmaca geremd worden zijn de eiwitten die de heroname van de transmitters in de zenuwuiteinden verzorgen ( re uptake carriers) remmening van heropname verlengd de werking van de transmitter SSRI
binding farmaca aan eiwitmoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

typen receptoren

A

effectormechanismen is het indelingscriteria van 4 klasse receptoren
soms vereisen we snelle reacties soms vereisen we reacties die langere tijd in beslag nemen

type 1: receptoren gekoppeld aan ionkanalen en transporteiwitten
(millisec)

receptoren van dit type bestaan uit 4-5 eiwitten die samen de functionele receptor vormen. Activatie van receptor leidt tot structuurverandering van ionkanaal., komt open staan ionen kunnen binnen of buiten. Selectief: grootte porie en lading binnenbekleding
en brengen op die manier een welbepaalde cellulaire reactie te weeg

zeer snelwerkende receptoren waarbij activatie onmiddelijk cellulaire reactie te weegbrengt

type 2: receptoren gekoppeld aan G-eiwitten (sec)

G eiwitten= naam aan de interactie van guanine nucleotiden GDP en GTP met deze eiwitten

Door koppeling aan G-eiwit zekere vertraging op in respons (sec)

Elk G eiwit bestaat uit 3 subeenheiden alfa beta gamma, verschillen in alfa verschillen in G eiwitten
sommige receptoren koppelen 1 bepaald type g-eiwit terwijl andere receptoren aan meerdere typen g-eiwitten koppelen

G-eiwitcylcus stappen
1 in rust GDP aan alfa subunit
ligand= conformatie receptor= vervanging van GDP door GTP en dus tot activering receptor
2 de alfa subeenheid dissocieert van receptor en activeert een membraangebonden enzym (effector)
3 verdere signaaltransductie hangt af van type G eiwit: het enzym zet een substraat om in een tweede boodschapper , deze transduceert het signaal verder en roept een cellulaire reactie op.
4 De laatste stap beschrijft de hydrolyse van GTP in GDP , de inactivatie en de terugkeer van de alfa subeenheid naar de g-eiwit gekoppelde receptor

G eiwtten koppelen aan vers cellulaire effectoren (enzymen: cyclasen en fosoflipasen) door enzym tweede boodschapper gevormd

cAMP: door tussenkomst van adenylaatcyclase
cGMP door tussenkomst guanylaatcyclase
IP3 en DAG: door tussenkomst fofolipase

Gs en Gi subtype

stimulatie van de receptoren leit afh van koppeling aan g-eiwit tot remming of stimulatie van het adenylaatcyclase

Gq subtype:

stimulatie receptor leidt tot koppeling alfa subunit met fosfolipase C, PLC
SM: IP3 en DAG
IP3 stimuleert specifieke receptoren op intracellulaire pools waardoor ca 2 wordt vrijgemaakt
DAG activeert proteinekinase C waardoor scala aan cellulaire processen beinvloedt wordt

type 3 receptoren gekoppeld aan enzymen (min)

dit type receptoren zijn plasmamembraangebonden proteinekinasen

kinasereceptoren zijn gelokaliseerd in het celmembraan en bestaan uit extracelullair domein (ligandbindingsplaats) , transmembraanhelix, intracellulair tyrosinekinasedomein

type 4 eiwitsynthese-regulerende intracellulaire receptoren
(hours)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cellulair respons

A

functionele toestand van de meeste cellen wordt bepaald door 2 algemene mechanismen:

  • de intracellulaire ca 2 concentratie
  • de activiteit van diverse proteinekinasen

de celullaire enzymen of ionkanalen die een centrale rol spelen met betrekking tot de functie van een cel, zijn veelal gevoelig voor Ca en verschillende proteinekinasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

orgaan respons

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly