F3 de verlichting tijdens de Frans revolutie Flashcards

1
Q

Versailles

A

symbool van absolute macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eerste stand

A

hoge clerus + lage clerus (sociale barrière)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tweede stand

A

hofadel (geboorterecht) + ambstadel in Parijs en provincies (gestudeerde) + lage adel
sociale barrière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

derde stand (deel 1)

A

-zeer rijk: hogere burgerij: manufactuurbezitters, rijke patriciërs, bankiers (meeste belastingen + politieke macht)
-welstellend: ambtelijke burgerij + vrije beroepen (artsen, advocaten)
-middenstand: handelaars, winkeleigenaars + ambachtsmeesters
-arm: kleine boeren !->! gezellen + cijnspachters, dienstboden
-zeer arm: dagloners !->! zwervers, bedelaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

derde stand (deel 2)

A

-arm + zeer arm: boerenproletariaat + stadsproletariaat
-sociale barrière tussen stadsproletariaat en middenstand, welstellend en zeer rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sociale ongelijkheid

A

-1ste + 2de stand: privileges (geen belastingen) + politieke macht
-3de stand: grote verdeeldheid
zeer rijk -> wel politieke macht, maar hoge belastingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

politieke ongelijkheid

A

-stemmen per stand: adel + clerus samen voor de koning
-stemmen per hoofd wordt niet gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

grondbezit

A

in de handen van de 1ste en 2de stand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

corrupte regering

A

-absolute macht zorgt voor een corrupt ambtenarenapparaat (omkoopbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

rechtspraak lag in de handen van de koning

A

-mensen (on)schuldig verklaren, de doodstraf…
-corrupte gaven foute informatie aan de koning -> invloed op rechtspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

economische problemen

A

-vele oorlogen: heel duur + staand leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dure hofhouding

A

Marie Antoinette trouwt met Lodewijk XVI (absolutisme in beeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voornaamste inkomen + uitgaven

A

-inkomsten: belastingen per hoofd, indirecte belastingen, verkoop van ambten
-uitgaven: afbetaling schulden (enorm groot), buitenlandse politiek, hof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het leger

A

-adel = legerleider (niet altijd bekwaam)
-lage adel = onderofficier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Frankrijk bankroet verklaard in 1788

A

onvoldoende geld om schulden te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cahiers de Doléances

A

een klachtenschrift

17
Q

1 woord basis Frankrijk

A

ongelijkheid

18
Q

invloed verlichting: veranderingen/eisen die centraal stonden

A
  1. iedereen belastingen
  2. vrijemarktseconomie (geen bemoeienis van de overheid)
  3. vrije pers/meningsuiting
  4. bekwame mensen als officier in het leger
    (bekwaamheid > afkomst)
19
Q

De Frans revolutie: verloop (1789-1799)

A

-eerste fase = revolutionaire ideeën
-tweede fase = radicalisering
-derde fase = restauratie

20
Q

eerste fase

A
  1. koning riep de Staten Generaal bijeen
  2. De eed op de Kaatsbaan
  3. Bestorming van Bastille en boerenopstanden
21
Q

koning riep de Staten Generaal bijeen

A

-5 mei 1798
-reden: staatschuld te hoog, volk ontevreden
-doel: nieuwe belastingen
-standpunten: 1ste + 2de stand
-> verdeeldheid (hoge = voor, lage = tegen)
3de stand -> tegen
-eisen 3de stand: gelijke rechten + plichten (belastingen), stemming per hoofd

22
Q

De eed op de Kaatsbaan

A

-Nationale vergadering (L’assemblee nationale)
-de eed: niet uit elkaar gaan voordat Frankrijk een grondwet geeft
-verzet: koning stuurt buitenlands leger -> 3de stand reageert (bewapenen)

23
Q

Bestorming van Bastille en boerenopstanden

A

-14 juli 1789
-waarom Bastille: symbool van absolutisme, angst voor de aanval van de Franse koning -> Franse revolutie is begonnen
-opstand richt zich naar de kerk: grootste beeldenstorm ooit (gewelddadig: beelden + pastoren/priesters)
-opstand naar platteland: boerenopstanden tegen heerlijke (feodale) rechten -> gevolg: adel vlucht naar het buitenland
-La grande peur: gevolg = afschaffing van de feodaliteit

24
Q

tweede fase

A
  1. koning en nationale vergadering bijeen in Parijs
  2. verklaring van de rechten van de mens en de burger
  3. radicalen winnen terrein: de terreur
25
Q

koning en nationale vergadering bijeen in Parijs

A

-koning praat met 3de stand (feodale rechten afgeschaft)
-koning verhuist (verplicht) naar Parijs (Louvre) -> eerst in Versailles -> absolute macht = opstanden

26
Q

verklaring van de rechten van de mens en de burger

A

-hoogste macht ligt bij het volk
-kerkelijk bezit is voortaan van de staat
-pastoors zouden voortaan door het volk gekozen worden
-3 september 1791: nieuwe grondwet
->parlementaire monarchie,
zwakke uitvoerende macht
(geen absolute), wetgevende
volksvertegenwoordigers,
iedereen dezelfde/openbare
rechtbank, vorstendommen
afgeschaft (83 departementen)
-slogan: Liberté, egalité, fraternité (vrijheid, gelijkheid, broederschap)

27
Q
  1. radicalen winnen terrein: de terreur
A

-2 partijen: Jacobijnen (parijzenaars, werklui = radicalen) en Girondijnen (willen wereldheerschappij, afschaffen monarchie = gematigden)
-eisen Jacobijnen: monarchie vervangen door republiek, stemrecht voor iedereen, verhoging lonen, verlaging prijzen
-Robespierre: iedereen die tegen hem is, moet de doodstraf krijgen, geweld nodig om tegen de adel + clerus op te treden
Le Chapelier: verbod voor boeren + arbeiders zich te verenigen in protest (mogen geen mening geven)

28
Q

derde fase

A
  1. Massale executies TERREUR
  2. Gematigden winnen terrein
29
Q
  1. Massale executies TERREUR
A

-Guillotine (kracht die een mens niet kan produceren + vlotter dan een hand)
-monarchie valt: Lodewijk XVI onthoofd voor landverraad, executie Marie-Antoinette 17 oktober 1793 -> verzet tegen radicalen = Robespierre systematisch doden
28 juli 1794: arrestatie + executie Robespierre

30
Q
  1. Gematigden winnen terrein
A

-tijdens directoire: 5 gekozen leiders -> Napoleon
-Parijse opstand onderdrukt door Napoleon

31
Q

Einde Franse revolutie

A

-9 november 1799: Napoleon neemt macht
-verlicht despoot: scheid geloof + politiek
-Napoleon leidt consultaat + 2 raadgevers
-Napoleonistische tijd (1799-1815)
-18 mei: Napoleon kroont zichzelf als keizer

32
Q

Napoleon gaat verder dan Europa

33
Q

Tactiek van de verschroeiende aarde

A

-russen branden alles wat leger helpt
-verliest veel manschappen
-ijskoud water door vanwege geen bruggen = grootste fout

34
Q

Elba

A

-eiland waarnaar hij verbannen is
-troonafstand na verlies van kleine veldslagen

35
Q

100 dagen

A

-keert terug naar Frankrijk (neemt onderweg soldaten op)
-grijpt terug de macht
-slag bij Waterloo: definitief verlies tegen de Engelsen

36
Q

Sint-Helena

A

-opnieuw verbannen (klein rotseiland)
-Napoleon sterft in 1821

37
Q

Het congres van Wenen (1815)

A

-Europese Naties komen samen
-Napoleon heeft te veel macht (land)
-Europa verdelen zoals voor revolutie