extra voc Flashcards
een boog
un arc
pijlen
des flèches (f.)
de frisbee
le disque volant
overlopen, afleggen
parcourir
voelen, ervaren
ressentir
het uithoudingvermogen
l’endurance (f.)
de dijk
la digue
vissen
faire de la pêche
vangen
attraper
tweedehands
seconde main
de slag
le coup
de tegenpartij
l’équipe adverse (f.)
voorlopig
provisoire
de ochtendsnack
la collation de matin
op verkenning gaan
partir en exploraion
een reidweg
un itinéraire
een trektocht
une randonnée
meenemen
emporter
een kegel
une quille
een haartje
un poil
het fluitsignaal
le coup de sifflet
blijven
demeurer
de ploeggenoten, de teamgenoten
les coéquipiers (m.)
voorspelbaar
prévisible
een bordspel
un jeu de plateau
het opstellen
la rédactoin
opstellen
rédiger
bevestigen
confirmer
neutraal
neutre
een ganzenbord
un jeu de l’oie
de dobbelsteen gooien
lancer le dé
zich onstpannen
se divertir
een videospel spelen
jouer à un jeu vidéo
de trend
la tendance
opladen
recherger
opnemen
enregistrer²
de sfeer
l’atmosphère (f.)
plechteg
solennel(le)
het stro
la paille
jaarlijks
annuel(le)
achter de schermen
dans les coulisses
een kerstboom
un sapin de Noël
en bisschop
un évêque
een hoogtepunt
un apogée