exprimer la cause

Question 1

substantif

Answer 1

zelfstandig naamwoord => een ding/object

Question 2

infinitif

Answer 2

werkwoordsvorm = infinitief => zoals in het woordenboel

Question 3

indicatif

Answer 3

werkwoordsvorm = indicatief => bij het bevestigen van een opinie => tegenwoordige tijd
je crois + [que tu as raison].?

Question 4

subjonctif

Answer 4

werkwoordsvorm = bevestiging bij een wens/verlangen

je desire + [que vous sortiez]

Question 5

gérondif

Answer 5

werkwoordsvorm = door te + werkwoord
en + werkwoordsvorm + eerste persoons meervoud => ons vervangen door ant
parler => nous parlons => en parlant
faire => nous faisons => en faisant

Question 6

adverbe

Answer 6

bijwoord => het zegt iets meer over het werkwoord =>

leren = wij leren veel

Question 7

exprimer la cause

Answer 7

Prépositions + substantif
Prépositions + infinitif
Prépositions + indicatif
Prépositions + subjonctif
Gérondif

Question 8

exprimer la conséquence

Answer 8

Adverbes, mots de liaison
Prépositions + infinitif
Conjunctions + indicatif
Conjunctions + subjonctif

Question 9

stappenplan zinsontleding

Answer 9

stap 1: vertaal
stap 2: kijk of het gaat over een zelfstandig naamwoord of een werkwoordsvorm
stap 3: bepaal de vorm van het werkwoord: infinitief, substantief, indicatief en de Gérondif.
stap 4: bepaal cause of conséquence