Executief functioneren Flashcards

Executieve functies

1
Q

Wat zijn executieve functies?

A

parapluterm voor een hogere hersenfuncties die verantwoordelijk zijn voor de aansturing en uitvoering van gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee categorieën bij executieve functie bestaan er?

A
  1. denkvaardigheden
  2. De sturing van het gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat valt er onder denkvaardigheden?

A

Ons gedrag te organiseren en korte termijn behoeften opzij te schuiven ten gunste van langetermijndoelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat valt er onder sturing van het gedrag

A

Om onze emoties te reguleren; onze gedachten te monitoren, zodat we efficiënter en
effectiever kunnen werken; activiteiten plannen en organiseren; onze aandacht ergens op gericht houden; de uitvoering v/e taak volhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent “mentale basisfuncties”?

A

In de hersenen bevinden zich de verschillende regel- en verwerkingscentra voor alle cognitieve functies. Omdat deze centra niet allemaal tegelijk actief kunnen zijn, wordt het activiteitsniveau in deze centra geregeld door de mentale basisfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke mentale basisfuncties zijn er?

A

bewustzijn, aandacht en oriëntatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt bewustzijn ook wel genoemd?

A

alertheid of arousal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt het bewustzijn geregeld in het brein?

A

Het wordt geregeld vanuit de formatio reticularis, Deze regelt via het ARAS het niveau van bewustzijn. Prikkels die het bewustzijn kunnen beïnvloeden, kunnen komen van de zintuigen (externe prikkels én lichamelijke activiteit), de hypothalamus (biologische klok), het limbisch systeem (emoties) en de hersencortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorbeelden van bewustzijnsstoornissen?

A
  • Bewusteloosheid of coma
  • somnolentie (slaperigheid), sopor (slaaptoestand)
  • Delier (verwardheidstoestand met wisselend bewustzijnsniveau) en overalertheid (overmatige reactie op prikkels)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is aandacht?

A

Het is een verzameling van neurologische mechanismen om informatie te selecteren en te verwerken. Het is een samenwerking tussen de formatio reticularis, de thalamus en de hersenschors. Er zijn 2 aspecten, namelijk de richting en de intensiteit van aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel soorten aandacht bestaan er?

A
  1. gerichte aandacht (focus)
  2. volgehouden aandacht
  3. verdeelde
    aandacht (dubbeltaken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorbeelden van aandachtsstoornissen?

A
  • Neglect (gedeeltelijk verlies van ruimtelijke aandacht)
  • ADHD
  • mentale traagheid
  • Verhoogde afleidbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is oriëntatie?

A

Bewustzijn van jezelf ten opzichte van de omgeving.
Vb, oriëntatie in de tijd (inschatting van datum en uur), plaats (inschatting waar men zich bevindt) en persoon (het herkennen van personen in de omgeving).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar spreken we over als er een stoornis is bij het oriëntatievermogen?

A

Desoriëntatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer beginnen de executieve functies zich te ontwikkelen?

A

Vlak na de geboorte, en ze bereiken hun maximale ontwikkeling rond de 23-24 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 5 executieve functies vallen onder het model van Barkley?

A
  1. gedragsinhibitie
  2. non-verbaal werkgeheugen,
  3. zelfregulatie van motivatie,
  4. internalisatie van spraak (verbaal werkgeheugen)
  5. reconstitutie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is gedragsinhibitie?

A

Basis van de ontwikkeling van executieve functies. een gedrag uit kunnen stellen of voorkomen. ergens mee kunnen stoppen en om om te gaan met afleidingen en onderbrekingen (focus van
aandacht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer ontwikkeld gedragsinhibitie?

A

5-12 maanden.

19
Q

Wat is het non-verbaal werkgeheugen?

A

Bestaat uit:
* Vermogen om beelden op te roepen.
* Vermogen om vooruit en terug te kijken (verder dan het ‘hier en nu’)
* Mentale manipulatie gebeurtenissen
* Imitatie van complex gedrag

20
Q

Wanneer ontwikkeld het non-verbaal werkgeheugen?

A

5-12 maanden

21
Q

Wat is internalisatie van spraak? (verbaal werkgeheugen)

A

Zorgt voor controle over omgeving. Het koppelen van beelden en handelingen aan woorden

22
Q

Wat is zelfregulatie van affect/motivatie?

A

Elke actie die je onderneemt om voor een verandering in gedrag te komen en tot een doel te komen

23
Q

Wanneer ontwikkelt zelfregulatie van affect

A

Rond de 5 maanden, komt geleidelijk aan meer tot uiting

24
Q

Onderdelen van zelfregulatie van affect?

A
  1. emotionele regulatie
  2. Regulatie van activatie
  3. Inzichten over anderen
25
Q

Wat is reconstructie?

A

analyse en synthese van gedrag, problemen kunnen oplossen

26
Q

Wanneer ontwikkelt reconstructie zich?

A

Rondt de 6 jaar oud

27
Q

Wat is timemanagement?

A

het vermogen om in te schatten hoeveel tijd we hebben, hoe we die kunnen indelen en hoe we ons aan tijdslimieten en deadlines kunnen houden

28
Q

Wat is planning?

A

het vermogen om een plan te bedenken om een doel te bereiken of een taak te
voltooien. Het vermogen om beslissingen te nemen over waar we onze aandacht op moeten
richten of niet

29
Q

Wat is het werkgeheugen?

A

de vaardigheid om informatie in het geheugen te houden bij het uitvoeren
van complexe taken

30
Q

Wat is metacognitie?

A

Het vermogen om een stapje terug te doen om jezelf en de situatie te
overzien, om te bekijken hoe je een probleem aanpakt

31
Q

Wat is organiseren?

A

het vermogen om dingen volgens een bepaald systeem te arrangeren of te
ordenen

32
Q

Wat is reactie inhibitie?

A

Het vermogen om na te denken voor we iets doen, waardoor we de
tijd krijgen om een situatie te beoordelen en na te gaan hoe ons gedrag deze
beïnvloedt

33
Q

Wat is emotieregulatie

A

Zelfregulatie van het affect

34
Q

Wat volgehouden aandacht?

A

De vaardigheid om aandacht te blijven schenken aan een
situatie of taak, ondanks afleiding, vermoeidheid of verveling

35
Q

Wat is taakinitiatie?

A

Het vermogen om zonder dralen aan een taak te beginnen, op tijd en op
een efficiënte wijze

36
Q

Wat is flexibiliteit?

A

De vaardigheid om plannen te herzien als de situatie verandert, iets onverwachts gebeurt. (aanpassing aan veranderende omstandigheden)

37
Q

Wat is doelgericht doorzettingsvermogen?

A

Het vermogen om een doel te formuleren; dat te bereiken en niet afgeleid of afgeschrikt worden door andere behoeften of belangen

38
Q

Wat zijn bestaande syndromen die problemen met executieve functie veroorzaken?

A
  • Dysexecutief syndroom
  • Apathisch syndroom
  • Ontremd syndroom
39
Q

Met wat zijn deze syndromen gelinkt?

A

Autisme, ADHD, prematuriteit, niet aangeboren hersenletsels

40
Q

Wat is dysexecutief syndroom?

A

Beschadiging van prefrontale cortex

41
Q

Wat is apathisch syndroom?

A

Initiatie verlies. Interesse verlies, daling cognitief vermogen, verlies uiterlijke waardigheid

42
Q

Wat is ontremd syndroom?

A

Geen gedrag inhibitie, verstoord oordeelsvermogen, emotionele labiliteit

43
Q

Welke executieve functies worden aangetast bij het syndroom van Tourette?

A

Inhibitie controle (motorische inhibitie), Aandacht, werkgeheugen, mentale flexibiliteit (moeilijkheid, ze hebben een meer een rigide denkwijze)

44
Q

Wat doet de thalamus

A

Selecteren van informatie waar je je aandacht op gaat focussen