examn zinnetjes Flashcards

1
Q

mijn eerste kamp is in frankrijk en het tweede kamp is in italie

A

mon premier camp est en france et le deuxieme est en italie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mijn twee kampen zijn in parijs

A

mes deux camps sont à paris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ik vind dat het eerste kamp beter is want…

A

je trouve que le premier camp meilleur parce que…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ik vind dat het tweede kamp beter is want…

A

je trouve que le deuxieme camp meilleur parce que…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het is interessanter dan het andere kamp

A

c’est plus interessant que l’autre camp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hij heeft meer spelletjes dan het andere kamp

A

il a plus de jeux que l’autre camp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het heeft een leukere omgeving dan het andere kamp

A

c’est dans un endroit plus meilleur que le autre camp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het andere kamp is duurder

A

l’autre camp est plus cher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het andere kamp ligt in een minder mooi land

A

l’autre camp est dans un pays moins beau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

in het eerste/tweede kamp zijn de activiteiten beter

A

dans le premier/deuxieme camp les activities sont plus meilleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik heb mijn/jouw kamp gekozen omdat

A

j’ai choisi mon/ton camp pace que

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de activiteiten zijn beter dan de andere kampen

A

les activites sont meilleurs que les autres camps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hij is het meest interessant

A

il est le plus interessante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hij is het meest leuk

A

il est le plus amusante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de activiteiten zijn het leukst

A

les activites est les plus meilleurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de omgeving is het mooist

A

la endroit est la plus belle

17
Q

ik hou van de zee, de bergen

A

j’aime la mer, la montange

18
Q

ik zou kiezen voor dit kamp

A

je choisirais ce camp

19
Q

je hebt gelijk

A

tu as raison

20
Q

ik ben er mee eens

A

je suis d’accord