Examens 2de sessie THEMA 5 Flashcards

1
Q

Wat is een fysisch verschijnsel?

A

Als je de temperatuur van een stof wijzigt, veranderen de moleculen van die stof niet van samenstelling. Dat noem je een fysisch verschijnsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is droogijs?

A

CO2 in vaste toestanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eigenschappen vaste stof:

A

Krachten tussen de moleculen: groot
vast volume: ja
vaste vorm: ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eigenschappen vloeistof:

A

Krachten tussen de moleculen: klein
vast volume: ja
vaste vorm: nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Eigenschappen gas:

A

Krachten tussen de moleculen:
uiterst klein
vast volume: nee
vaste vorm: nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij het verwarmen van een vaste stof zal de stof…

A

…UITZETTEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij het afkoelen van een vaste stof zal de stof…

A

…INKRIMPEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij het verwarmen van een vloeistof zal de stof…

A

…UITZETTEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij het afkoelen van een vloeistof zal de stof…

A

…INKRIMPEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij het verwarmen van gas zal de stof…

A

…UITZETTEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij het afkoelen van gas zal de stof…

A

…INKRIMPEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zal een stof doen bij verwarming?

A

Bij verwarming zal een stof uitzetten. De moleculen trillen of bewegen heviger en bewegen verder uit elkaar. Het volume zal daardoor vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zam een stof doen bij afkoeling?

A

Bij afkoeling zal een stof inkrimpen. De moleculen trillen of bewegen trager en bewegen naar elkaar toe. Het volume zal daardoor verkleinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom bevinden zich er uitzettingsvoegen op een brug en tussen spoorstaven?

A

Om het uitzetten van een brug en spoorstaven op te vangen bij warm weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is het verstandig om in de zomer een fiets in de schaduw te zetten en niet in de zon?

A

In de zon zet het gas in de fietsband uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door toevoeging van voldoende warmte gaat kaarsvet…

A

…Over van de vaste toestanden naar de vloeibare toestand
(= smelten). Kaarsvet wordt opnieuw een vaste stof bij het afgeven van warmte (= stollen).

17
Q

Door toevoeging van voldoende warmte gaat water…

A

…Over van de vloeibare toestand naar de gasvormige toestand
(= verdampen). Waterdamp wordt opnieuw een vloeistof bij het afgeven van warmte
(= condenseren).

18
Q

Bij voldoende opwarming vindt de faseovergang…

A

…Van vaste toestand naar gasvormige toestand plaats
(= sublimeren).

19
Q

Bij voldoende afkoeling vindt de faseovergang…

A

…Van gasvormige toestand naar vaste toestand plaats
(= desublimeren).

20
Q

In leidingwater zit er niet alleen water, maar ook nog heel wat…

A

…Mineralen zoals kalk. Leidingwater noem je een mengsel omdat er verschillende stoffen in aanwezig zijn.

21
Q

Gedemineraliseerd water bevat…

A

…Enkel water. De mineralen zijn eruit verwijderd. Gedemineraliseerd water is een voorbeeld van een zuivere stof omdat het enkel uit water bestaat. Gedemineraliseerd water is geschikt voor elektrische apparaten, zoals strijkijzers, omdat er geen kalksporen achterblijven.

22
Q

Uit wat bestaan een mengsel?

A

Een mengsel bestaat uit verschillende stoffen en bevat meerdere soorten moleculen.

23
Q

Uit wat bestaat een zuivere stof?

A

Een zuivere stof bestaat maar uit één enkele soort stof en bevat slechts één soort moleculen.

24
Q

Voedingsmiddelen, zoals melk, brood, fruit…zijn voorbeelden van…

A

…Mengsels van stoffen.

25
Q

In het deeltjesmodel over de materie worden de moleculen in een zuivere stof of mengsel schematisch weergegeven:

A
  • Een zuivere stof bevat één soort moleculen.
  • Een mengsel bevat meerdere soorten moleculen.
26
Q

Wat is een molecule?

A

Een molecule is samengesteld uit atomen die met elkaar verbonden zijn.

27
Q

Wat is een chemisch verschijnsel?

A

Tijdens een stofomzetting wijzigt de structuur van een stof waarbij tegelijkertijd de moleculen van samenstelling veranderen. Dat noem je een chemisch verschijnsel.

28
Q

Hoeveel waterstofatomen heeft een molecule water?

A

2 waterstofatomen.

29
Q

Hoeveel zuurstofatomen heeft een molecule waten?

A

1 zuurstofgasatoom.

30
Q

Hoeveel zuurstofatomen heeft een molecule koolstofdioxide?

A

2 zuurstofatomen.

31
Q

Hoeveel koolstofatomen heeft een molecule koolstofdioxide?

A

1 koolstofatoom.