Examen kerst Flashcards
Grondtoestand
Een stabiele toestand waarbij elektronen zo dicht mogelijk bij de kern zitten. Het laagste energieniveau van een systeem
Geëxiteerde/aangeslagen toestand
Als een atoom opwarmt, komen de elektronen op een hoger niveau te liggen
Kwanta
De energie-inhoud van een elektron kan niet eender welke waarden aannemen, maar enkel bepaalde waarden van hoeveelheden ondeelbare energie
Kwantum
De minimale energie die betrokken is bij de elektronenconfiguratie van een element
Foton
Lichtkwantum
Emmisiespectrum
Een spectrum van de door een stof uitgezonden frequenties.
Onzekerheidsprincipe Heisenberg
Het is onmogelijk om van een elektron zowel de plaats als de snelheid zeer nauwkeurig te bepalen.
Duale karakter van een elektron
Energie plant zich voort als een golfbeweging. De frequentie van de golf is evenredig met de energie-inhoud van de golf. Een elektron gedraagt zich net als een golf. Een elektron heeft echter ook een massa. Het is dus zowel een massadeeltjes als energiedeeltje.
Orbitaal
Een beschrijving van een ruimte waar een elektron zich 90% van de tijd bevindt.
Stippendiagram/stippenmodel
Een stippenmodel van de locatie van een bepaald elektron bekom je door op onnoemelijk veel tijdstippen een puntje te zetten waar je het elektron aantreft op dat moment. Hierdoor zul je tot een aantal vaste 3D-volumes komen.
Verbodsregel van Pauli
In hetzelfde atoom kunnen nooit 2 elektronen voorkomen met exact dezelfde waarden voor de 4 kwantumgetallen.
Inversie
Wanneer elektronen zich verplaatsen van een ns-subniveau naar een (n-1) d-subniveau voor extra stabiliteit.
Promotie
Een element gaat juist voor de binding een elektron van een s-orbitaal naar een p-orbitaal verplaatsen om een stabielere toestand te krijgen. Het element verandert hierbij van grondtoestand naar de geactiveerde toestand.
Ionisatie-energie
Geeft metaalkarakter aan = de energie de er nodig is om een elektron los te maken van een atoom.
Elektronenaffiniteit
Geeft niet-metaalkarakter aan = de energie die er vrijkomt als er een elektron wordt toegevoegd aan een atoom.
Ionbinding
Ontstaat na overdracht van elektronen van metalen naar niet-metalen.
Metaalbinding
Ontstaat tussen metaalatomen die elektronen afstaan.
Covalente binding
Ontstaat als 2 niet-metaalatomen elektronen gemeenschappelijk stellen.
Bindingslengte
De afstand tussen 2 atoomkernen.
Bindingsenergie
De energie die vrijkomt bij de vorming van een binding, is ook nodig om een binding te breken. Hoe groter de bindingsenergie, hoe sterker de binding.
Datieve/donor-acceptorbinding
Een binding waarbij het gemeenschappelijk elektronenpaar afkomstig is van maar één van de bindingspartner, de donor.
Mesomerie/resonantie
Voor dezelfde molecule zijn er verschillende lewisstructuren die onderling alleen verschillen in de plaatsing van de elektronen.
Grensstructuur
Elk van de lewisstructuren.
Lewisstructuur
Een voorstelling van de molecule waarin alle valentie-elektronen getekend zijn.
Gedelokaliseerde elektronen
De elektronen die verplaatst worden om van de ene grensstrcutuur de andere te bekomen.
Resonantiehybride
Een voorstelling van de werkelijke elektronenverdeling.