Examen December Koninkx Flashcards

1
Q

Wat is determineren?

A

De naam van organismen opsporen door hun uitwendige kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn omgevingsfactoren?

A

Factoren zoals water,voedsel,temperatuur,en licht noemen we omgevingsfactoren ,omdat ze de leefomstandigheden in de omgeving beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn abiotische factoren?

A

Alle omgevingsfactoren die behoren tot de niet- levende natuur en die invloed hebben op de leefomstandigheden in een bepaald gebied,noemen we abiotische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit abiotische factoren die een invloed hebben op planten. Van mineralen in de bodem

A

BV. Brandnetels groeien op een stikstofrijke grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef en vb. Op de invloed van abiotische factoren op de bodemstructuur

A

Goede bodemstructuur : …….

Slechte bodemstructuur :………

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Invloed van abiotische factoren op de bodemstructuur: In de Ardennen?
Aan de kust?

A

Ardennen: spar,want oppervlakkig wortelstelsel voor rotsbodem
Kust: den, diep wortelstelsel voor zandbodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom komen er op het strand geen planten voor? Geef 3 abiotische factoren die voor ongunstige leefomstandigheden voor planten zorgen:

A
  • onstabiele bodem door eb en vloed
  • zout- gehalte van het water
  • wisselende temperaturen en windkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bomen zijn lichtminnend? Wat betekent dat?

A

Dat ze graag licht hebben en het ook nodig hebben om te overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mossen en varens zijn schaduwplanten. Wat bedoelen we hiermee?

A

Mossen en varens hebben (willen) geen licht nodig om te overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn slikken?

A

Slikken zijn stukken land aan de monding van een stroom of aan een zee- inham die 2x per dag bij vloed overstromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn schorren?

A

Schorren zijn hoger gelegen dan slikken en staan slechts om de 2 weken bij springvloed onder water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is brakwater?

A

Brakwater is rivierwater gelengd met zee water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Amfibieën hebben water nodig om zich voort te planten.wat zijn gunstige voorwaarden voor de ontWikkeling van eitjes en larven?

A
  • tussen waterplanten die het legsel zouden moeten verbergen en beschermen tegen eieretende vissen
  • in ondiep water dat door zonnewarmte op de ideale temperatuur kan worden gebracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 voordelen van een nestholte in een zandbodem:

A
  • bij regenweer staat het hol nooit onder water

- het zand bereikt in de zomer hogere temperaturen dat hoed is voor de groei en de ontwikkeling van eitjes en larven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De aanwezigheid van organismen die de invloed van abiotische factoren kunnen wijzigen. Vb?

A

De graafwerken van regenwormen zullen de bodem luchtiger maken,daardoor is er meer zuurstofgas tussen de bodemdeeltjes aanwezig ,en dat is goed voor de werking van plantenwortels
De aanwezigheid van zandbodems zoals helmgras en zandzegge geeft de wind minder kans om het duinzand te verstuiven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn zaailingen?

A

Boompjes dienst zijn gezaaid

17
Q

Wat is een biotoop?

A

Een biotoop is een plaats in de natuur waar de leefomstandigheden van planten en dieren worden beïnvloeden door: abiotische en biotische factoren

18
Q

Leg uit: reservevoedsel

A

Planten met ondergrondse Verdikte plantendelen kunnen overwinteren dankzij het reservevoedsel

19
Q

Verklaar: aanpassingen als bescherming tegen planteneters

A

Takdoornen

Stekels

20
Q

Wat zijn takdoorns en stekels?

A

Takdoorns: een korte,harde,puntige stengel

Stekels : harde uitstulpingen op de mantel

21
Q

Hoe beperkt men de verdamping bij planten?

A

Kleine, harde ,schubvormige blaadjes met een dikke waslaag
Sommige bladeren rollen zich op tot een koker waarin veel haartjes inzitten
Of waterreserve aanleggen zoals vetplanten zoals muurpeper
Of droogteslaap houden zoals de mossen duinsterretje

22
Q

Wat bedoelen we met bladmozaïek?

A

Sommige planten veranderen hun bladsteellengte en de grootte van hun bladschijf

23
Q

Wat zijn tredplanten?

A

Tredplanten zijn planten die goed tegen betreding kunnen ,vb: gras,weegbree,madeliefje,paardenbloem

24
Q

Wat is een wortelrozet?

A

Een heel korte stengel met bladeren vlak op de grond en heel docht bij elkaar

25
Q

Waarom is het afgeraden om zeldzame bloemen te plukken in een natuurreservaat?

A

Die bloemen bevatten v.p.t organen die zorgen voor het onstaan van zaad

26
Q

Allerlei werken om de leefomstandigheden voor planten en dieren te verbeteren noemen we ?

A

Beheerswerken

27
Q

Wat bevind zich er in de strooisellaag?

A

De afvaleters zoals regenwormen.pissebedden,miljoenpoten

28
Q

Wat doen de schimmels en zwammen?

A

Ze ruimen het natuurlijk afval op

29
Q

Wat is een levensgemeenschap ?

A

Alle organismen die voorkomen in dezelfde biotoop en op de een of andere manier met elkaar in relatie staan,vormen samen een levensgemeenschap

30
Q

Wat zijn voedselrelaties ( kan ook met vpt en bescherming) ?

A

Relaties tussen organismen waarbij het ene organismen als voedsel ( of bescherming of vpt ) is voor het andere organisme

31
Q

Wat is een voedselketen?

A

Een voedselketen is een aaneenschakeling van organismen of schakels ,waarbij een organisme uit de keten zich voedt met de vorige schakel en zelf voedsel is voor de volgende schakel

32
Q

Wat is een voedselweb?

A

Wanneer voedselketens met elkaar in verbinding staan en een netwerk vormen ,spreken we van een voedselweb

33
Q

Aan te begin van een voedselketen staan altijd….

A

Planteneters

34
Q

Waar zorgen de bacteriën en schimmels voor?

A

Ze zorgen voor het afval van organismen . Ze zijn de sluitende schakel van de voedselketen

35
Q

Wat zijn : producenten,reducenten en consumenten?

A

Producenten: planten
Consumenten: dieren
Reducenten: schimmels en bacteriën

36
Q

Wat bedoeld men met: er is een grote verscheidenheid?

A

Als er veel verschillende soorten organismen voorkomen