Examen Flashcards

1
Q

Feedback

A

Waarneembare reactie van de ontvanger op de boodschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Special interestbladen

A

Bladen of tijdschriften voor een speciale doelgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pluriformiteit

A

Pers en media geven verschillende standpunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bedrijfsfond voor de pers

A

Houdt de pluriformiteit van de media in stand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persconcentratie

A

Kranten en dagbladen in handen van bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Volledig programma

A

Eis van de mediawet. Publieke omroepen moeten deel van hun programma’s besteden aan culuur, educatief en informatie.

Wordt gecontroleerd door commissatiaat van de media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Horizontale programmering

A

Elke dag zelfde tijd zelfde programma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verachraling/vertrossing

A

Alles gericht op amusement en weinig op informatie en kwaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 hulpmiddelen voor objectiviteit (alleen maar feiten)

A
  • hoor en wederhoor
  • feiten en meningen scheiden
  • bronnen vermelden
  • juiste bronnen gebruikem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 functies massamedia

A

Informatief, sociaal, recreatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functies massamedia voor de samenleving

A

Politiek informatief, socialiserend, agendasetting, spreekbuis, contole en commentaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Injectienaaldtheorie

A

Direct invloed van alles wat je ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Theorie van selectieve perceptie

A
  • keuze in waarneming

- wat je kent/leuk vind heeft grotere invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Agenda theorie

A

Waar de media aandacht aan geeft wordt over gepraat maar bepaald niet hoe je erover denkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nuts theorie

A

Media=status symbool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

2 steps flow

A

Opinileiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Cultivatie theorie

A

Media als socialiserende institutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Global village theorie

A

Wereld als stad, media als stadsomroeper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Indoctrinatie

A

Hersenspoelen van mensen via propaganda systematisch beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Middelen voor politieke participatie

A
  • verplichten tot stemmen
  • invoering referendum
  • kiezen van burgemeester of minister president
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Trias politica

A
  • wetgevende macht
  • uitvoerende macht
  • rechtsprekende macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Regering

A

Staatshoofd+ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Kabinet

A

Alle ministers en staatssecretarissen

24
Q

Formateur

A

Iemand die daadwerkelijk een kabinet gaat vormen

25
Q

2 hoofdtaken parlement

A

Controle regering en beslissen over wetsvoorstellem

26
Q

4 middelen voor wetgevende taak parlement

A

Aanvaarden of verwerpen van wetsvoorstellen, recht van adendement, recht van initiatief en budgetrecht

27
Q

4 middelen voor controlerende taak parlement

A

Vragenrecht, recht van interpellatie, recht van motie en recht van enquête

28
Q

4 informele middelen parlement

A

Lobbyen, overleg, gebruik van massamedia en uitoefenen van druk op bewindspersonen.

29
Q

Decentralisatie

A

Macht van hogere overheid overhevelen naar lagere overheden

30
Q

4 fases systwemtheorie

A
  1. Invoer
  2. Omzetting/conversie
  3. Uitvoer
  4. Terugkoppeling/feedback
31
Q

3 fase in omzetting/ conversie

A

Politieke agenda, beleidsvoorbereiding en beleidsbepaling

32
Q

Barrièremodel

A
  1. Erkennen of herkennen van een probleem
  2. Afwegen van de problemen
  3. Beslissen over de oplossing
  4. Uitvoeren van de oplossing
33
Q

Bureaucratie

A

Regels en procedures, vaak ingewikkeld en ondoorzichtig

34
Q

Verkokering

A

Alleen maar kijken naar een detail van het probleem en niet meer het hele probleem zien

35
Q

Machtsmiddelen pressiegroepen

A

Lobbyen, demonstraties, publiciteitscampagne, burgelijke ongehoorzaamheid, rechtszaken voeren

36
Q

Ostrogorski paradox

A

Niet alle stemmers voelen zich op alle gebieden vertegenwoordigd door de politieke partij waar ze op gestemd hebben

37
Q

Knelpunten politieke besluitvorming

A
  • regering wordt niet gekozen
  • dictatuur van het regeerakkoord (regeringspartijen zijn gebonden aan regeerakkoord)
  • ongelijke toegang
  • afnemende invloed parlement
  • bureaucratie en ingewikkelde regelgeving
38
Q

Europhese commissie

A

Dagelijks bestuur, 27 commissarissen

39
Q

Raad vd europhese unie

A

Wetgevende bevoegdheid, elke lidstaat wordt vertegenwoordigt door 1 vakminister

40
Q

Europees parlement

A

Beslist mee over wetgeving, controleert de europhese commissie

41
Q

Europees hof v justitie

A

Rechterlijke macht van europa

42
Q

Toename criminaliteit

A
  • afnemend gezag overheid
  • vervaging waarden en normen
  • afgenomen pak en strafkans
  • toegenomen werkeloosheid
43
Q

Bindingstheorie

A

Hoe meer bindingen, hoe minder crimineel

44
Q

Rechtstaat

A
  • rechten en plichten vd burger staan vast
  • de overheid moet zich aan de wet houden
  • overheid zorgt voor rechtshandhaving en rechtsbescherming
  • onafhankelijke rechters
  • er is een grondwet
  • legaliteitsbeginsel
45
Q

2 hoofdtaken van de overheid

A

Rechtshandhaving en rechtsbescherming

46
Q

Klassenjustitie

A

Lagere klassen is strengere straffen

47
Q

Soorten rechtbanken

A

Kantongerecht: overtredingen
Arrondissementrechtbank: politierechter en meervoudige kamer
Gerechtshof: hoger beroep
Hoge raad: vonissen vernietigen

48
Q

Aangeleerd gedrag theorie

A

Sutherland

Criminaliteit is aangeleerd in opvoeding

49
Q

Rationele keuze theorie

A

Felson

Pakkans

50
Q

Anomietheorie

A

Merton

Doelen stellen

51
Q

Etiketteringstheorie

A

Becker

Mensen in hokjes plaatsen

52
Q

Sociale controle theorie

A

Sampson and laub

Meer sociale contole is minder criminaliteit

53
Q

Bindingstheorie

A

Hirschi

Meer bindingen minder kans

54
Q

Verloop rechtzaak

A
  1. Identiteit vaststellen
  2. tenlastenlegging
  3. Verhoor getuigen
  4. Verhoor verdachten
  5. Requisitoir
  6. Pleidooi
  7. Slotwoord verdachte
  8. Vonnis
55
Q

Doel van straffen

A
  • wraak en vergelding
  • afschrikking
  • beveiliging samenleving
  • heropvoeding
  • handhaving rechtsorde
  • genoegdoening slachtoffer
56
Q

Cassatierecht

A

Recht om een vonnis te vernietigen