EXAMEN Flashcards

Vr 1-7, Za 7-15, Zo 15-23, Ma 23-30, Di 30-38, Wo 38-46, Do 46-53, Vr 53-61, Za 61-69, Zo 69-76, Ma 76-84, Di 84-92, Wo 92-100

1
Q

Geef een synoniem voor de geslachtsgemeenschap.

A

coïtus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe zijn de vrouwelijke geslachtsorganen opgebouwd?

A
  • eileider
  • eierstok
  • baarmoeder
  • baarmoederhals
  • vagina
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de vruchtbaarheidsfases van een vrouw en wat gebeurt er in elke fase?

A

Fase 1: menstruatiecyclus
- baarmoederslijmvlies afgebroken
Fase 2: eicelrijping
- in eierstok
- eicel rijpt + aanmaak baarmoederslijmvlies
Fase 3: eisprong = ovulatie
- eicel komt vrij
Fase 4: innesteling?
- geen: baarmoederslijmvlies sterft af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat vangt de vrijgekomen eicel op?

A

de eitrechter = uiteinde van eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een zygote?

A

de kern van de zaadcel versmelt met de kern van de eicel, dit noemen we ook wel een bevruchte eicel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontwikkelt een zygote?

A
  • de zygote splitst zich een aantal keer in dochtercellen
  • innesteling in baarmoeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoelang na de ejaculatie kunnen zaadcellen in het vrouwelijk lichaam blijven?

A

3-5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoelang overleeft een eicel?

A

1 dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is de vruchtbare periode van een vrouw?

A

tussen de 9de en 16de dag na het begin van de menstruatie (ovulatie is 14de dag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de buitenste cellaag van een zygote?

A

moederkoek / placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de binnenste cellen van een zygote?

A

vruchtzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer spreken we van een embryo?

A

12 dagen na bevruchting (innesteling is compleet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontwikkelt de embryo?

A
  • opname voedingsstoffen
  • aanleg basisorganen
    (bv. zenuwstelsel, hart, hersenen, ruggenmerg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer spreken we van een foetus?

A

10 weken na de bevruchting (alle organen gevormd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontwikkelt de foetus?

A
  • groei
  • gewicht
  • afwerking organen
    (navelstreng, moederkoek, CZS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van de navelstreng?

A

opname voedingsstoffen + afgifte afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer is de foetus volledig ontwikkeld?

A

38 weken na de bevruchting
= 40 weken zwanger (2 weken eicelrijping)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is verminderde vruchtbaarheid?

A

wanneer men probeert zwanger te worden en dit na 1 jaar nog niet gelukt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Som enkele oorzaken op die kunnen meespelen in het bemoeilijken van de zwangerschap.

A

Eileiders zijn afgesloten, vorm van de baarmoeder wijkt af, vrouw heeft geen eisprong, verminderde kwaliteit van zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er bij Timed intercourse (TI)?

A
  • Meest vruchtbare periodeachterhalen
  • Beste moment om seks te hebben achterhalen
  • Vaginale echografie en bloedonderzoek
  • Natuurlijke bevruchting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er bij intra-uteriene insemenatie met eigen sperma (iui)?

A

> Opvolging cyclus vrouw
Voorbehandeling sperma
- Afvalstoffenverwijderen
- Geconcentreerd
Natuurlijke bevruchting in het lichaam na inbrengen zaadcellen via een katheter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe noemt het als je intra-uteriene insemenatie doet met donorsperma?

A

k.i.d. -> kunstmatige inseminatie met donorsperma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurt er bij in-vitrofertilisatie (ivf) en intracytoplasmatische sperma injectie (icsi)?

A
  • bevruchting gebeurt buiten het lichaam in een laboratorium in glazen schaaltjes
  • fases:
    1) hormoonbehandeling
    2) eicelpunctie
    3) fertilisatie = bevruchting (IVF / ICSI)
    4) embryotransfer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het verschil tussen in-vitrofertilisatie en intracytoplasmatische sperma injectie?

A
  • concentraat sperma bij ivf
  • één spermacel rechtstreeks in eicel bij icsi -> wordt gebruikt wanneer de zaadcellen het zelf niet kunnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat gebeurt er bij pre-implantatie genetische screening / diagnostiek (psg en pgd/pgt)?

A
  • enkel bij drager van erfelijke aandoening uitgevoerd
  • na ivf of icsi behandeling
  • bevruchting buiten het lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is niet-ioniserende straling?

A
  • lage energie-inhoud
  • niet schadelijk
  • bv. elektromagnetische golven met lange golflengten, lage frequentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is ioniserende straling?

A
  • hoge energie-inhoud
  • schadelijk
  • bv. elektromagnetische golven met korte golflengte en hoge frequentie
  • beschadigt DNA door ionen
  • risico hangt af van stadium zwangerschap, duur van blootstelling en stralingsdosis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Zijn radioactieve stralen ioniserend of niet-ioniserend?

A

ioniserend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Geef voorbeelden van radioactieve straling

A

bv. kerncentrales, kosmische stralingen, medische toepassingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Geef een voorbeeld van een medische toepassing van radioactieve straling

A
  • CT-scan: maakt gebruik van röntgenstralen (maakt foto’s van dwarsdoornede van organen en weefsels)
  • Radiotherapie: behandeling met ioniserende stralen (röntgenstralen) om kankercellen te vernietigen of de groei van kankercellen te vertragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe wordt een behandeling gedaan tijdens zwangerschap?

A
  • uitstel
  • extra voorzorgsmaatregelen (loden schort)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn hormoonverstoorders?

A

= lichaamsvreemde stoffen die de werking van biologische processen in ons lichaam ontregelen en schadelijk zijn
bv. verpakking, speelgoed, verzorgingsproducten, kleren, pesticiden, milieuverontreiniging met kwik of cadmium, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn de gevolgen van hormoonverstoorders?

A

schildklieraandoening, borstkanker, laag geboortegewicht, ontwikkelingsstoornis, obesitas, diabetes, prostaatkanker, laag aantal zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de invloed van luchtverontreiniging?

A
  • verhoogde opname van fijn stof: vroeggeboorte en laag geboortegewicht
  • vroeggeboorte: invloed op de niet ontwikkelde longen baby
    -> verhoogde kans op astma en longziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Als de welvaart stijgt, dan stijgt / daalt het aantal kinderen?

A

Als de welvaart stijgt, dan daalt het aantal kinderen.
(meer welvaart -> afneming vruchtbaarheid vrouw -> daling van aantal kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Tot welke welvaartsziekten leidt hoge welvaart?

A
  • diabetes type 2
  • obesitas
  • stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe werkt stress?

A

bijnieren maken hormoon cortisol (stresshormoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat gebeurt er bij te veel stress?

A
  • draagkracht van individu wordt overschreden
    -> gevolg: verminderde vruchtbaarheid en zwangerschapsproblemen (vroeggeboorte en te laag geboortegewicht)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke vaccins zijn er in België verplicht?

A

tegen polio en kinderverlamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de voordelen van vaccins?

A
  • helpt het kind
  • helpt de groepsimmuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarom krijgen zwangere vrouwen geen vaccins met levende of afgezwakte virussen / bacteriën? Geef voorbeelden van zo’n vaccins.

A
  • omdat hun immuunsysteem anders reageert
  • bv. mazelen, bof, rubella, windpokken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke vaccins zijn wel veilig voor zwangere vrouwen?

A
  • kinkhoest
  • griep
  • difterie
  • tetanus / klem
43
Q

Wat is een gezonde levenswijze voor zwangere vrouwen?

A
  • evenwichtige maaltijden
  • voldoende slaap
  • weinig stress
44
Q

Welke vitamine neemt een zwangere vrouw het best?

A

foliumzuur = vitamine B11

45
Q

Wat gebeurt er als een zwangere vrouw te weinig foliumzuur inneemt tijdens de eerste vijf weken van de zwangerschap?

A

verhoogt het risico op open rug (spina bifida) en open schedel (anencefalie)

46
Q

Wat doet een NIP-test?

A

die spoort (na de 12de week) via een bloedonderzoek bepaalde chromosoomafwijkingen op, zoals het down-syndroom.

47
Q

Hoe heeft nicotine een negatieve invloed op de gezondheid van een zwangere vrouw?

A

Nicotine (in tabak): risico op buitenbaarmoederlijke zwangerschap (zwangerschap waarbij de zygote zich niet in de baarmoeder, maar erbuiten innestelt)

48
Q

Hoe heeft alcohol een negatieve invloed op de gezondheid van een zwangere vrouw?

A
  • Alcohol: via de placenta naar de foetus
  • FAS (foetaal alcoholsyndroom) = verzamelnaam voor alle aandoeningen bij de baby die veroorzaakt zijn door alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap
  • problemen: kleinere hersenen, vertraagde groei …
49
Q

Hoe heeft drugs een negatieve invloed op de gezondheid van een zwangere vrouw?

A

drugs: via placenta naar de foetus

50
Q

Wat is DNA?

A

het erfelijk materiaal van een organisme

51
Q

Wat is gen?

A

een stukje van het DNA dat verantwoordelijk is voor een erfelijk kenmerk
-> een gen draagt de informatie voor een bepaald kenmerk (bv. kleur ogen, haar, huid)

52
Q

Hoe krijg je een nieuwe eigenschap?

A
  • combinatie van genen
  • mutatie
53
Q

Hoe kan een nieuwe soort ontstaan?

A

2 populaties worden gescheiden door bv. berg, rivier, zee, ijs, woestijn …
-> verschillen na een tijdje dat voorplanting niet meer mogelijk is

54
Q

Wat is classificatie?

A

organismen met gemeenschappelijke kenmerken in dezelfde groep plaatsen

55
Q

Wat zijn de voordelen van een classificatiesysteem?

A
  • biedt overzicht en structuur
  • toont verwantschappen aan
  • gemakkelijk aan te passen bij ontdekking van nieuwe soort
56
Q

Welke classificatieniveaus zijn er?

A
  • domein
  • rijk
  • stam
  • klasse
  • orde
  • familie
  • geslacht
  • soort
57
Q

Wat deed Carl Linnaeus?

A
  • creëerde classificatiesysteem gebaseerd op uiterlijke kenmerken (dieren- + plantenrijk)
  • binominale naamgeving: geslachtsnaam + soortnaam
58
Q

Wat deed Charles Darwin?

A
  • gebruikte classificatie van Linnaeus als bewijs voor evolutietheorie (= alle organismen hebben gemeenschappelijke voorouder + leven is proces van natuurlijke selectie)
59
Q

Wat deed Ernst Haeckel?

A
  • evolutietheorie was inspiratie voor tree of life
  • micro-organismen zijn voorouders
  • 3 rijken: planten-, dierenrijk en protisten
60
Q

Wat is een prokaryoot?

A
  • geen celkern (DNA zit los in cytoplasma)
  • geen inwendige membranen (geen celcompartimentering of celorganellen)
  • pro = voor(afgaand)
  • karyos = kern
61
Q

Wat is een eukaryoot?

A
  • wel celkern
  • wel celorganellen zoals mitochondriën, bladgroenkorrels, …
62
Q

Wat deed Whittaker?

A

vijfrijkensysteem:
- op basis van 3 ecologische functies van een eukaryoot organisme
- 5 rijken: planten, dieren, schimmels, protisten (voorouders van meercelligen), moneren (verste voorouders)
- dierlijke cellen hebben geen celwand
- plantaardige cellen hebben bladgroenkorrels

63
Q

Wat deed Carl Woese?

A

3 domeinen: eukaryoten, archaea en bacteriën

64
Q

Wat is heterotroof?

A

= maken zelf niet hun voedsel aan, halen voedsel uit de omgeving
bv. Streptokokken

65
Q

Wat is autotroof?

A

= maken zelf hun voedsel aan met behulp van zonlicht, ze doen aan fotosynthese
bv. cyanobacteriën

66
Q

Waarom zijn virussen niet opgenomen in de tree of life?

A
  • geen eigen stofwisseling (geen zelfstandige processen, zoals voedsel, ademhaling …)
  • niet zelfstandig voortplanten
  • groeien niet
  • niet opgebouwd uit cellen, geen celmembraam
67
Q

Wat is verwantschap?

A
  • soorten vertonen in grote mate dezelfde kenmerken (uiterlijk, gedrag…)
  • erfelijk materiaal (DNA) sterk gelijkend
  • dezelfde voorouders
    bv. okapi en giraf
68
Q

Geef een ander woord voor wetenschappelijke naam

A

binominale naamgeving / Latijnse naam

69
Q

Zet de wetenschappers in chronologische volgorde, op basis van het classificatiesysteem dat ze hebben ontwikkeld.

A

Linnaeus
Darwin
Haeckel
Whittaker
Woese

70
Q

Wat is het verschil tussen autotroof en heterotroof?

A
  • autotrofe organismen maken hun eigen organisch stoffen zelf
  • heterotrofe organismen maken hun eigen organische stoffen niet zelf en hebben voedsel nodig
71
Q

Wat is het verschil tussen eukaryoten en prokaryoten?

A

bij de eukaryoten ligt het DNA in een celkern, bij de prokaryoten ligt het DNA los verspreid in het cytoplasma

72
Q

Waarom zijn bacteriën prokaryoten?

A

omdat hun cellen geen kern bezitten

73
Q

Wat is het doel van recente classificatiesystemen?

A
  • orde scheppen in de biodiversiteit
  • verwantschappen tussen organismen duidelijk maken
74
Q

Waarin verschilt de manier waarop Linnaeus en Haeckel organismen classificeerden?

A
  • Linnaeus baseerde zich op de gemeenschappelijke eigenschappen van organismen, Haeckel op de gemeenschappelijke voorouders
75
Q

Welke eigenschappen bezitten schimmels?

A
  • celwand, celkern
  • soms meercellig
  • geen bladgroenkorrels
76
Q

Welke eigenschappen bezitten dieren?

A
  • celkern, meercellig
  • geen celwand
  • geen bladgroenkorrels
77
Q

Welke eigenschappen bezitten planten?

A

celwand, celkern, meercellig, bladgroenkorrels

78
Q

Waarom heeft Woese een derde domein gecreëerd?

A

Hij ontdekte dat er bij de prokaryoten twee groepen zijn die genetisch zeer sterk van elkaar verschillen

79
Q

Som de eigenschappen op die een organisme moet bezitten om als levend beschouwd te worden.

A
  • een eigen stofwisseling hebben
  • zich onderling zelfstandig kunnen voortplanten
  • groeien
  • een celmembraan bezitten
80
Q

Hoe komt het dat je in een omgeving vaak goed aangepaste organismen aantreft?

A

De best aangepaste organismen hebben de grootste overlevingskansen en geven hun genen door aan hun nakomelingen

81
Q

Hoe noemen we de voorstelling van verwantschappen door Haeckel?

A

tree of life

82
Q

In welke drie groepen deelde Haeckel de organismen in?

A

planten, protisten en dieren

83
Q

Welke eigenschappen hebben prokaryoten?

A
  • celwand en celmembraan
  • geen celkern, bladgroenkorrels of meercellig
84
Q

Wanneer (in de tijd) heet de vrucht embryo en wanneer foetus?

A
  • Embryo: 12 dagen na de bevruchting
  • Foetus: 8-10 weken na de bevruchting
85
Q

Wat zijn stamcellen?

A

cellen die nog tot alle soorten cellen kunnen omvormen

86
Q

Hoe ontstaat een zygote?

A

door bevruchting van één eicel door één zaadcel

87
Q

Geef de gelijkenissen tussen een ivf- en een pgs/pgd-behandeling

A
  • hormonale stimulatie van de cyclus nodig
  • rijpe eicellen worden uit de eierstok gezogen
  • de bevruchting gebeurt buiten het lichaam van de vrouw
  • transfer van embryo nodig
88
Q

Wat is het grote verschil tussen een ivf- en een pgs/pgd-behandeling?

A
  • bij een pgs/pgd-behandeling wordt het embryo vóór de transfer genetisch onderzocht om erfelijke aandoeningen uit te sluiten
  • bij ivf niet
89
Q

Hoe komt het dat radioactieve straling tijdens een kankerbehandeling schadelijk kan zijn tijdens de zwangerschap?

A

Radioactieve straling is ioniserend. Daardoor kunnen er ionen achterblijven die het DNA van de foetus mogelijk beschadigen

90
Q

Welke negatieve invloed heeft nicotine op de zwangerschap?

A

Nicotine verhoogt de kans op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, omdat het zou kunnen dat de zygote door spiersamentrekkingen niet door de eileider naar de baarmoeder kan en zich daarom verder in de eileider zal ontwikkelen

91
Q

Hoe gebeurt de bevruchting bij de mens?

A
  1. Bij de coïtus komen er zaadcellen in de vagina terecht.
  2. De zaadcellen verplaatsen zich van de vagina naar de baarmoeder.
  3. De zaadcellen zwemmen naar de eileider.
  4. Eén zaadcel dringt de rijpe eicel binnen.
  5. Het bevruchtingsmembraan wordt gevormd.
  6. De kern van de zaadcel en die van de eicel versmelten.
92
Q

In welke fase van de ontwikkeling is er sprake van een zygote?

A

bevruchte eicel tot de innesteling in de baarmoeder

93
Q

In welke fase van de ontwikkeling is er sprake van een embryo?

A

ontwikkelingsstadium van de baby in de baarmoeder tot 10 weken

94
Q

In welke fase van de ontwikkeling is er sprake van een foetus?

A

ontwikkelingsstadium van de baby in de baarmoeder vanaf 10 weken tot de geboorte

95
Q

Hoe noemt de vruchtbaarheidsbehandeling met vaginale echografie?

A

TI (Timed Intercourse)

96
Q

Hoe noemt de vruchtbaarheidsbehandeling waarbij een katheder sperma in de baarmoeder brengt?

A
  • iui (intra-uteriene inseminatie)
  • iui-k.i.d. (kunstmatige inseminatie met donorsperma)
  • pgs / pgd (pre-implantatie genetische screening of diagnostiek)
97
Q

Hoe noemt de vruchtbaarheidsbehandeling met donorsperma?

A

iui-k.i.d. (kunstmatige inseminatie met donorsperma)

98
Q

Hoe noemt de vruchtbaarheidsbehandeling waarbij rijpe eicellen opgezogen worden uit de eierstokken?

A
  • ivf (in vitro fertilisatie)
  • pgs / pgd (pre-implantatie genetische screening / diagnostiek)
98
Q

Hoe noemt de vruchtbaarheidsbehandeling met een bevruchting buiten het lichaam?

A
  • ivf (in vitro fertilisatie)
  • pgs / pgd (pre-implantatie genetische screening / diagnostiek)
99
Q

Hoe noemt de vruchtbaarheidsbehandeling met embryotransfers?

A
  • ivf (in vitro fertilisatie)
  • pgs / pgd (pre-implantatie genetische screening / diagnostiek)
100
Q

Hoe noemt de vruchtbaarheidsbehandeling met genetisch onderzoek van de embryo?

A

pgs / pgd (pre-implantatie genetische screening / diagnostiek)

101
Q

Wat zijn hormoonverstoorders?

A

lichaamsvreemde stoffen die de werking van biologische processen in het lichaam ontregelen en schadelijk zijn voor de gezondheid

102
Q

Bespreek het verband tussen stress, draagkracht en vruchtbaarheid.

A

Door te veel stress wordt de draagkracht van het individu overschreden, met vruchtbaarheidsproblemen tot gevolg.