Exam 101 Part 2 Flashcards

1
Q

’s Avonds doe ik mijn ring af. Ik leg mijn ring altijd…

A

1.op de tafel
2. Op de kast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aaliyah pakt eerst een kopje koffie. Daarna gaat ze…

A
  1. Lopen
    2.Naar school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aaron gaat donderdag op reis. Hij vindt dat…

A
  1. Leuk
    2.Mooi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aaron is dokter. Hij werkt…

A
  1. Veel
  2. Elke dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aaron is schilder. Hij schildert meestal…

A
  1. Veel
    2.huizen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Abdul stuurt zijn familie elke week een e-mail. Hij schrijft dan over…

A
  1. Werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Abel is op school. Hij heeft…

A

1.Les
2 boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Achmed is klaar met school. Hij gaat…

A
  1. Werken
    2.lopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Adam is aan het koken. Hij maakt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ahmed brengt zijn zoon naar het vliegveld. Zijn zoon gaat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aiden is bij de bakker. Hij wil…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Alec gaat naar school. Hij wil graag…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Alex gaat altijd met de trein. Ik ga graag met…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Alex is ziek. Hij heeft pijn aan…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Alex wil nieuwe schoenen. Hij gaat naar…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ali kan niet goed lopen. Hij heeft pijn aan zijn…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ali werkt in een fabriek. Hij wil…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Alice werkt in een ziekenhuis. Zij is daar…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Amel sport graag. Sporten is…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ana is niet blij met haar huis. Ze vindt haar huis…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ananda is aan het koken. Ze maakt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Andres werkt op het land. Het werk is…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Anisa maakt huiswerk op de computer. Ze doet dat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Anna is bij de dokter. Ze krijgt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Anna’s huis is te klein. Ze wil snel…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Arif wacht op de bus. De bus komt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Arjun moet elke dag reizen naar zijn werk. Hij werkt in…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Arnold is schoonmaker. Hij werkt in…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Ayla eet haar ontbijt snel op. Ze heeft…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Aziz loopt elke dag. Hij loopt naar…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Barry is geslaagd voor zijn examen. Hij krijgt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Bart gaat bijna elke dag met de auto. Hij rijdt dan naar…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Berat geeft les. Hij vertelt over…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bilal gaat naar de bioscoop. Hij gaat met zijn…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Bob houdt niet van zwemmen. Hij gaat liever…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Brenda doet een opleiding. Ze moet iedere avond…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Cai werkt met hout. Hij maakt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Carla drinkt een glas water. Ze doet dat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Carlos gaat vroeg slapen. Hij is…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Carlos is vrij. Hij gaat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Carlos maakt muziek. Hij doet dat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Carmen eet elke dag een banaan. Soms eet ze ook…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Caro gaat vaak met de bus naar school. Soms gaat ze…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Chen verkoopt bloemen. Ze doet dat…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Chris heeft een computer. Hij gebruikt de computer om te…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Chris neemt zijn pillen. Hij heeft pijn in zijn…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Christina belt met haar moeder. Ze praten over…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Christo heeft dorst. Hij drinkt een glas…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Claire kijk uit het raam. Ze kijkt naar…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Claire leert Nederlands. Ze vindt Nederlands…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Dael heeft veel geld. Hij werkt…

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Dafne kan goed zingen. Ze kan ook goed…

A
53
Q

Daniël heeft pijn aan zijn kies. Hij gaat naar…

A
54
Q

Daniëlle gaat studeren. Ze pakt haar…

A
55
Q

Dany heeft hoofdpijn. Ze wil…

A
56
Q

Dario zit op school. Hij maakt een…

A
57
Q

Dave is niet blij met zijn haar. Zijn haar is…

A
58
Q

Dave lust geen koffie. Hij drinkt liever…

A
59
Q

Dave werkt in een café. Hij moet daar…

A
60
Q

David en Maria rijden naar de stad. Ze zoeken…

A
61
Q

David heeft een boot. Hij gebruikt de boot om te…

A
62
Q

David is dik. Hij eet elke dag…

A
63
Q

David werkt in een ziekenhuis. Hij is…

A
64
Q

De auto van Leah is kapot. Ze brengt de auto naar…

A
65
Q

De baas van Patrick is boos. Patrick vindt dat…

A
66
Q

De broer van Souad heeft een baby gekregen. Souad is…

A
67
Q

De bus is vaak te laat. Paul vindt dat…

A
68
Q

De bus rijdt langzaam. Lia wil…

A
69
Q

De dochter van Sophia kijkt veel tv. Ze kan beter gaan…

A
70
Q

De dokter praat met Sofia. De dokter geeft Sofia…

A
71
Q

De familie Wang woont in een leuke straat. Zij wonen naast…

A
72
Q

De kinderen lezen samen. In het boek staat…

A
73
Q

De klas is leeg. Iedereen is…

A
74
Q

De koning is op het nieuws. Hij vertelt over…

A
75
Q

De les begint om 11 uur. Hetty gaat…

A
76
Q

De les is afgelopen. We willen nu…

A
77
Q

De man belt in de auto. Dat is…

A
78
Q

De stoel is kapot. Jaimy gaat de stoel…

A
79
Q

De trein is vol. Hanna moet…

A
80
Q

De zoon van Samira gaat naar school. Samira vindt dat…

A
81
Q

Debra zit op school. Ze maakt veel…

A
82
Q

Die sinaasappel is oud. Je moet de sinaasappel…

A
83
Q

Diego houdt van koken. Hij kookt graag voor…

A
84
Q

Dimitri werkt in een garage. Hij maakt…

A
85
Q

Dunya gaat naar een feest. Het feest is van haar…

A
86
Q

Dylan is bij de tandarts. Dat is…

A
87
Q

Edgar en Joko koken samen. Ze doen dat…

A
88
Q

Een mug heeft mij geprikt. Nu krijg ik…

A
89
Q

Ella bakt koekjes. Ze bakt de koekjes voor…

A
90
Q

Emma doet een opleiding. Dat is…

A
91
Q

Emma schrijft alles op. Daarna gaat ze…

A
92
Q

Emma wast haar handen. Ze gaat…

A
93
Q

Er is ingebroken bij Ben. Hij belt naar…

A
94
Q

Er komen nieuwe huizen in onze buurt. Ik vind dat…

A
95
Q

Er ligt rommel op straat. Dat is…

A
96
Q

Esma wil lerares worden. Zij gaat…

A
97
Q

Esra is ziek. Ze vindt dat…

A
98
Q

Fanya is op de markt. Ze zoekt…

A
99
Q

Farid is zanger. Hij moet vandaag…

A
100
Q

Fausia stapt uit de boot. Ze loopt naar…

A
101
Q

Felipe houdt van lezen. Hij koopt elke maand…

A
102
Q

Felix gaat elke dag zwemmen. Soms gaat hij ook…

A
103
Q

Fico woont ver van zijn werk. Hij moet elke dag…

A
104
Q

Filip maakt de badkamer schoon. Hij vindt dat…

A
105
Q

Filiz koopt een nieuwe jas. Ze koopt ook…

A
106
Q

Finn kijkt nu televisie. Hij gaat straks…

A
107
Q

Franco gaat verhuizen. Zijn nieuwe huis heeft een…

A
108
Q

Frank leest de krant. Hij leest over..

A
109
Q

Fred gaat naar school. Hij heeft les tot…

A
110
Q

Gabriel maakt een opdracht. Hij doet dat…

A
111
Q

Gary leest zijn dochter voor. Lezen is…

A
112
Q

Gary woont bij het strand. Hij wil het liefst…

A
113
Q

Gina kijkt vaak televisie. Ze houdt van programma’s over…

A
114
Q

Grace houdt niet van groente. Ze vindt dat…

A
115
Q

Halil rijdt in een vrachtwagen. Hij vindt dat…

A
116
Q

Han heeft zijn diploma gehaald. Hij gaat nu…

A
117
Q

Hannah eet graag vis. Ze haalt die vis…

A
118
Q

Hannah leert Nederlands. Ze leert ook…

A
119
Q

Hannah maakt haar huis schoon. Ze doet dat…

A
120
Q

Harold is niet alleen. Hij heeft…

A
121
Q

Harry is gevallen. Hij heeft…

A
122
Q

Hassan maakt zijn brommer. Het wiel is…

A
123
Q

Hassan werkt in een restaurant. Hij leert daar…

A
124
Q

Het bord van Sahid is gevallen. Sahid is…

A
125
Q

Het eten is heel warm! Je moet…

A
126
Q

Het fruit is op. Ik ga nu naar…

A
127
Q

Het huis van Tania is heel groot. Haar huis heeft…

A
128
Q

Het is donker. Ik reis dan liever niet met…

A