epigenetica Flashcards

1
Q

metafoor voor de embryonale ontwikkeling

A

Cellen -> allemaal hetzelfde DNA

Toch verschillende expressie mogelijk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

‘epigenetic landscape’

A

waarmee de vele differentiatiemogelijkheden en celtypes werden aangeduid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

epigenetica

A

Geheel van moleculaire mechanismen betrokken bij :
* de regulatie van genexpressies tijdens de ontwikkeling van een meercellig organisme (celdifferentiatie)
* Genereren van fenotypische variatie als reactie op het milieu
Simpelweg:
manier waarop genen aan- of uitgezet worden door chemische veranderingen in het genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

epigenetica houdt zich bezig

A

veranderingen in de chromatinestructuur door epigenitische factoren die op het DNA of histonen worden geplaatst waardoor een gen kan uit- of aangezet worden

-> Celdifferentiatie
-> fenotypische variatie ontstaan als reactie op het milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

studie v epigenetica bij tweeling

A
  • begin vd embryonale ontwikkeling w enkele epigenetische factoren weggehaald, sommige blijven aanwezig
  • ééneige tweelign = aanvankelijk genetisch volledig hetzelfde
  • jonge tweelingen vertonen nog niet vele verschillen op vlak v genexpressie, omdat ze normaal op eenzelfde manier w opgevoed
  • hoe ouder, hoe meer ze gaan verschillen, w afzonderlijk blootgesteld aan andere omstandigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerkend voor epigenetische mechanismen

A

veranderen niet de basepaarvolgorde vh dna maar werken boven op de genetica
3 typen:
* dna - methylering
* histonmodificatie
* kleine interferentie-rnas
-> Deze drie processen werken ook op elkaar in, waardoor een enorme complexiteit ontstaat. Het eindresultaat is dat een bepaald deel van het DNA geïnactiveerd of juist geactiveerd wordt door veranderingen in de chromatinestructuur (het complex van DNA met eiwitten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dna methylatie

A

= plaatsen van een CH3-groep
bij dieren meestal op een cytosine (C) naast een guanine (G): CpG methylering
na DNA replicatie nieuwe DNA streng ongemethyleerd
DNA methyltransferase (DNMTs) gebruikt template streng om de nieuwe CpG te methyleren

Tijdens vorming van de geslachtscellen wordt genoom grotendeels gedemethyleerd en vervolgens weer gemethyleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

belang epigenetica

A
  1. begrijpen welke andere vormen v informatie dan dna is er en hoe is die overerfbaar
  2. epigenetische informatie is dynamisch, gevoelig voor omgevingsfactoren. hoe kunne we dat beinvloeden
  3. epigenetische veranderingen zijn betrokken bij veel ziekten. kennis is dus belangrijk voor diagnose en behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

histonmodificatie

A

nucleosoom = 8 histon-eiwitten samen
2 functies:
1. compact maken dna
2. chemische informatiedrager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kleine interferentie-rnas

A

proces waarbij een kort RNA de expressie van genen remt door het afbreken of blokkeren van mRNA-moleculen zodat geen translatie meer kan plaats vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly