Engels Woordjes H3 Flashcards
1
Q
To applaud
A
Applaudisseren, toejuichen
2
Q
Audience
A
Publiek
3
Q
Autograph
A
Handtekening
4
Q
Backstage
A
Achter de schermen
5
Q
Breakthrouth
A
Doorbraak
6
Q
Celebrity
A
Beroemdheid
7
Q
Dressing room
A
Kleedkamer
8
Q
To entertain
A
Vermaken
9
Q
Glamorous
A
Aantrekkelijk, betoverend
10
Q
Publicity
A
Bekendheid, publiciteit
11
Q
Red carpet
A
Rode loper
12
Q
To rehearse
A
Repeteren
13
Q
Also
A
Ook, bovendien
14
Q
Altough
A
Hoewel, alhoewel
15
Q
But
A
Maar