Engels unit 3 Lesson 2 Flashcards
1
Q
Date (appointment)
A
afspraak/afspraakje
2
Q
date
A
datum
3
Q
diary
A
dagboek
4
Q
last week
A
vorige week
5
Q
last year
A
vorig jaar
6
Q
next week
A
volgende week
7
Q
the day after tomorrow
A
overmorgen
8
Q
the day before yesterday
A
eergisteren
9
Q
the hands of the clock
A
de wijzers van de klok
10
Q
the hour hand
A
de kleine wijzer
11
Q
the minute hand
A
de grote wijzer
12
Q
You have an appointment on the seventh of January.
A
Je hebt een afspraak op 7 januari.
13
Q
On the fourteenth of February Cathy and Henry are going on their first date.
A
Op 14 februari gaan Cathy en Henry op hun eerste afspraakje.
14
Q
The fifth month of the year is May.
A
De vijfde maand van het jaar is mei.
15
Q
There are three hands on the clock.
A
Er zijn 3 wijzers op de klok.