engels U4 woordenschat Flashcards
1
Q
versnellen
A
to accelerate
2
Q
in grote hoeveelheiden kopen
A
bulk buying
3
Q
CO2 voetafdruk
A
carbon footprint
4
Q
klimaatvluchteling
A
climate refugee
5
Q
composteren
A
to compost
6
Q
verwoesting
A
devastation
7
Q
weggooien
A
to dispose
8
Q
ramp
A
disaster
9
Q
uitstooten
A
to emit
10
Q
de natuur aanmoedigen
A
to encourage nature
11
Q
impact op de natuur
A
enviromental impact
12
Q
uitsterven
A
to extinct
13
Q
fossiele brandstoffen
A
fossil fuels
13
Q
geografische verspreiding
A
geographical range
14
Q
ongelijkheid
A
injustice
15
Q
onomkeerbaar
A
irreversible
16
Q
stort
A
landfill
17
Q
de oceanen beheren
A
to manage the oceans
18
Q
vervuilen
A
to pollute
19
Q
stralen
A
to radiate
20
Q
afval beperken
A
reduce waste
21
Q
hernieuwbare energie
A
renewable energy
22
Q
duurzaam
A
sustainable
22
Q
afval
A
rubbish, trash
23
getuigen
to testify
24
kwetsbaar
vunerable
25
zonder afval
zero waste
26
zure regen
acid rain
27
uitsterven van dieren
animal extinction
28
lawine
avalanche
29
koraalverbleking
coral bleaching
30
ontbossing
deforestation
31
verwoestijning
desertification
32
droogte
drought
32
overstroming
flood
33
opwarming van de aarde
global warming
34
vervuiling
pollution
34
hittegolf
heat wave
35
smeltende ijskappen
melting ice caps
36
stijging van de zeespiegel
sea level rise
37
bosbrand
wildfire
38
produced whitoutusing artificial chemicals
organic
39
capable of being broken down by the action of living things
biodegradable
40
what is earth overshoot day?
when the demand for ecological resources in a year exceeds what Earth can regenerate in that year.
