Engels H.1 B Flashcards
1
Q
Addition
A
Toevoeging
2
Q
Accompany
A
Begeleiden
3
Q
Ancestors
A
Voorouder
4
Q
Ancient
A
Oud
5
Q
Among
A
Tussen
6
Q
Appears
A
Verschijnen
7
Q
Associate with
A
Associëren met
8
Q
Attend
A
Bijwonen
9
Q
Contradict
A
Tegenspreken
10
Q
Come to mind
A
In je opkomen
11
Q
Consider to be
A
Beschouwen als
12
Q
Contemporary
A
Hedendaags
13
Q
Determine
A
Bepalen
14
Q
Frequently
A
Vaak
15
Q
Gradually
A
Geleidelijk