engels 4toets Flashcards
1
Q
middeleeuws
A
medieval
2
Q
verdedigings
A
defensive
3
Q
verdediging
A
defence
4
Q
pracht
A
splendour
5
Q
somber
A
gloomy
6
Q
stinken
A
(to) smell bad
7
Q
bediende
A
servant
8
Q
jammerlijk
A
deplorable
9
Q
hout
A
timber
10
Q
overdadig
A
lavish
11
Q
prestigieus
A
prestigious
12
Q
verwennen
A
(to) indulge
13
Q
(ver)stikken
A
(to) suffocate
14
Q
gemiddeld
A
average
15
Q
gezelschap
A
company
16
Q
standaard
A
by default
17
Q
afschaffen
A
(to) abolish
18
Q
dood
A
death
19
Q
gelijk
A
equal
20
Q
dwangarbeid
A
hard labour
21
Q
betrokkenheid
A
involvement
22
Q
huwelijk
A
marriage
23
Q
verslag
A
report
24
Q
veroordelen
A
(to) sentence
25
arresteren
(to) arrest
26
documentaire
documentary
27
overheid / regering
government
28
mensenrechten
humanrights
29
wet
law
30
gevangene
prisoner
31
opofferen
(to) sacrifice
32
aparte
seperate
33
bijwoord
adverb
34
waarschijnlijk
probably
35
wetenschapper
scientist
36
voorzichtig
careful(ly)
37
opnieuw verteld
retold
38
voorwoord
preface
39
bijvoeglijk naamwoord
adjective
40
beangstigend
frightening
41
wetenschap
science
42
vernietigen
(to) destroy
43
in gedachten hebben
(to) have in mind
44
redacteur
editor
45
ontsnappen
(to) escape
46
naast
beside
47
zwaaien
(to) wave
48
herberg
inn
49
geest
spirit
50
vallei
valley
51
personage
character
52
plaatselijk
local
53
bloedbad
massacare
54
ontdekken
(to) discover
55
plotesling
suddenly
56
onmiddelijk
immediately
57
gelukkig
luckily
58
snel
quickly
59
immers
after al
60
in plaats daarvan
instead
61
kortom
inshort
62
aanvankelijk
at first
63
daarna
after that
64
later
later
65
uiteindelijk
in the end
66
ondertussen
meanwhile
67
echter, maar
however
68
ten slotte
finally
69
Hoe gaat het?
How are you?
70
met mij gaat het goed
i am fine
71
heel erg bedankt voor je brief
Thank you so much for you letter
72
even een kort berichtje om te zeggen…
Just a quick note to say…
73
het was leuk om je brief te krijgen
(it was) nice to get your letter
74
Doe Peter de hartelijke groeten
Give my love to Peter
75
Doe peter de groetjes
Say hi/hello to Peter from me
76
Het zou leuk zijn om in de zomer af te spreken
It would be nice to meet up in the summer
77
we zouden het heel leuk vinden om je binnenkort weer te zien
we’d love to see you again soon
78
pas goed op jezelf
take care
79
nogmaals bedankt voor de verrukkelijke lunch
Thanks again for the delicious lunch
80
ik hoop je snel weer te zien
I hope to see you before long
81
Ik hoop snel weer van je te horen
I hope to hear from you soon
82
na(dat)
after
83
meteen
right away
84
toen
then
85
een andere keer
some other time
86
lieve, beste
Dear
87
wanneer, toen
when
88
zo gauw als
as soon as
89
op dat moment
at that moment
90
spoedig, gauw
soon
91
beste wensen, groetjes
best wishes
92
wat was hij aan het doen toen het brandalarm afging?
What was he doing when the fire alarm rang?
93
wat was bob aan het doen toen zijn pieper afging?
what was bob doing when his beeper went off?
94
Wat was je aan het doen terwijl stella weg was?
what were you doing while stella was gone?
95
Wat deden zij op het politiebureau?
What were they doing at the police station?
96
Wat waren jullie aan het doen in de bibliotheek?
What were you doing at the library?
97
Wat was Amber aan het doen op dat moment?
What was Amber doing at the moment?
98
Ik was op een feest bij een huis in de buurt
I was attending a party at a neighbouring house
99
We waren huishoudelijke klusjes aan het doen toen het gebeurde
We were doing household chores when it happened
100
Zij waren televisie aan het kijken terwijl hun moeder aan het koken was.
They were watching television while their mum was cooking
101
Sam Michael waren aan het picknicken toen het nieuws binnenkwam.
Sam and Michael were having a picnic when the news came through.
102
Tess was bezig me haar krantenwijk toen het begon te regenen.
Tess was doing her paper round when it started to rain.
103
Ik was aan het lunchen met een paar vrienden toen de aardbeving plaatsvond
I was having lunch with some friends when the earthquake took place
104
Vroeger stond ik meestal om 7 uur ‘s ochtends op
I used to get up at 7am
105
mijn zussen hadden vroeger les tot vier uur
My sisters used to have classes until four o’clock
106
Mijn broers gingen vroeger om 10 uur ‘s avonds naar bed
My brothers used to go to bed at 10pm
107
Vroeger droegen zij de clubkleuren van Manchester naar wedstrijden
They used to wear Manchester’s club colours to matches
108
zij logeerden vroeger elk weekend bij hun opa en oma
They used to stay over at their grandparents’ every weekend
109
Anita en Josh gingen vroeger een keer per week naar het zwembad
Anita and Josh used to go to the swimming pool once a week
110
Vroeger was Jocelyn onze doelman, maar nu coacht ze de junioren
Jocelyn used to be our goalkeeper but now she coaches the junior team
111
Mijn beste vriend speelde vroeger voor Chelsea, maar hij is gestopt
My best friend used to play for Chelsea but he quit
