Engels Flashcards
Woordjes
1
Q
to accelerate
A
versnellen
2
Q
circular
A
cirkelvormig
3
Q
construction
A
bouw
4
Q
fearful
A
angstig
5
Q
feature
A
kenmerk
6
Q
gravity
A
zwaartekracht
7
Q
impressive
A
indrukwekkend
8
Q
let alone
A
laat staan
9
Q
to matter
A
ertoe doen
10
Q
newly-built
A
pasgebouwd
11
Q
rectangular
A
rechthoekig
12
Q
responsible for
A
verantwoordelijk voor
13
Q
ridiculous
A
belachelijk
14
Q
terrified
A
doodsbang
15
Q
triangular
A
driehoekig
16
Q
to weigh
A
wegen
17
Q
breedte
A
width
18
Q
cijfers
A
figures
19
Q
dik
A
thick
20
Q
fantastisch
A
amazing
21
Q
feit
A
fact
22
Q
gewicht
A
weight
23
Q
glas
A
glass
24
Q
hoogte
A
height
25
houten
wooden
26
ijzer
iron
27
lengte
length
28
mogelijk
possibly
29
rond
round
30
staal
steel
31
stenen
stone
32
vierkant
square
33
vorm
shape
34
wandelen
hiking
35
bend
bocht
36
interchange
knooppunt
37
in the distance
in de verte
38
itinerary
reisschema
39
landmark
herkenningspunt
40
passer-by
voorbijganger
41
pedestrian
voetganger
42
to recognise
herkennen
43
shortcut
sluiproute
44
speed
snelheid
45
traffic queue
file
46
vehicle
voertuig
47
bestemming
destination
48
dichtbij
near
49
dienstregeling
timetable
50
fietser
cyclist
51
fietspad
cycle lane
52
halte
stop
53
instappen
to get on
54
kruising
crossroads
55
omdraaien
to turn
56
openbaar vervoer
public transport
57
overstappen
to transfer
58
rijbaan
lane
59
stoep
pavement
60
tegenover
opposite
61
touringcar
coach / bus
62
verkeersbord
road sign
63
verkeerslichten
traffic light(s)
64
zebrapad
crosswalk
65
to beat
kloppen
66
cutting board
snijplank
67
fresh
vers
68
to grease
invetten
69
herb
kruid
70
hob
kookplaat
71
to melt
smelten
72
saucepan
steelpan
73
savoury
hartig
74
skill
vaardigheid
75
to soak
weken
76
spices
specerijen
77
stew
stoofschotel
78
to stir
roeren
79
tin
blik
80
to toast
rooster
81
whisk
garde
