Engels Flashcards
1
Q
according to
A
volgens
2
Q
function
A
functie
3
Q
most important
A
belangrijkste
4
Q
paragraph
A
paragraaf
5
Q
purpose
A
doel
6
Q
statements
A
uitspraken
7
Q
to be mentioned
A
genoemd worden
8
Q
to be said
A
gezegd worden
9
Q
to become clear
A
duidelijk worden
10
Q
to conclude
A
concluderen
11
Q
to connect to
A
verbinden met
12
Q
to describe
A
beschrijven
13
Q
to make clear
A
duidelijk maken
14
Q
to refer to
A
verwijzen naar
15
Q
to summarize
A
opsommen
16
Q
true
A
waar
17
Q
een antwoord
A
a reply