Elementaire bedrijfseconomie 2 Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Aandeel aan toonder

A

Eigendomsbewijs (aandeel) van een nv die vrij verhandelbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aandeel op naam

A

Eigendomsbewijs (aandeel) van een bv die niet vrij verhandelbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aandelenregister

A

Onderhandse akte waarin de verdeling van het aandelenkapitaal bij een besloten vennootschap is geregeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Agioreserve

A

Reserve die is ontstaan door aandelen tegen een hogere koers te verkopen dan de nominale waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Algemene reserve

A

(Ook: winstreserve) Ontstaat wanneer aan het eind van het boekjaar een deel van de winst achterblijft in de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Brutowinst

A

Verschil tussen de opbrengst van de verkopen en de kosten van de verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Debiteurenkern

A

Laagste waarde van de debiteuren gedurende een jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dividend

A

Winst uitgekeerd op het bezit van aandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Economisch resultaat

A

Nettowinst na aftrek van het gewaardeerd loon om te kijken of ondernemen zinvol is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Factoring

A

Overname van vorderingen op afnemers door een factoormaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Financial lease

A

Lease van een productiemiddel waarbij de leasemaatschappij de productiemiddelen voornamelijk financiert en de onderneming eigenaar wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Financieringsplan

A

Overzicht van de verschillende soorten vermogen die het bedrijf aantrekt om in de vermogensbehoefte te voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

‘Geheim’ reserve

A

Reserve waarvan je niets terugziet op de balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geldmarkt

A

Deel van de vermogensmarkt waarop vermogen wordt verhandeld waarvan de aflossingsperiode korter is dan één jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gewaardeerd loon

A

Loon dat een ondernemer zou verdienen als hij in loondienst zou werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Herwaarderingsreserve

A

Een reserve op de balans dat ontstaat doordat bezittingen in waarde zijn toegenomen, waardoor het vermogen van de onderneming stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoofdelijk aansprakelijk

A

Als eigenaar ook met je privévermogen verantwoordelijk zijn voor de schulden van de onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hypothecaire lening

A

Langlopende schuld met onroerend goed als onderpand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Investeren

A

Aanschaffen van productiemiddelen door een bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Investeringsplan

A

Overzicht van alle vaste en vlottende activa die een ondernemer nodig heeft bij het starten van een bedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kapitaalmarkt

A

Deel van de vermogensmarkt waarop vermogen wordt verhandeld waarvan de aflossingsperiode langer is dan één jaar

22
Q

Kort vreemd vermogen

A

Vreemd vermogen dat binnen één jaar moet worden afgelost

23
Q

Kredietlimiet

A

Maximumbedrag dat een onderneming via een rekening-courantkrediet mag opnemen

24
Q

Kredietruimte

A

Vermogen dat je nog kan aantrekken op de vermogensmarkt tegen dezelfde voorwaarden

25
Q

Krediettermijn

A

Periode waarbinnen de debiteur zijn rekening moet betalen

26
Q

Lang vreemd vermogen

A

Vreemd vermogen waarover je meer dan één jaar kunt beschikken

27
Q

Leasen

A

Huren of financieren van duurzame productiemiddelen via een leasemaatschappij

28
Q

Leverancierskrediet

A

Kortlopende schuld die ontstaat doordat de ingekochte goederen pas na de levering betaald worden

29
Q

Liquiditeitsbalans

A

Overzicht van investeringen en financiering gegroepeerd in vaste en vlottende activa, eigen vermogen, lang en kort vreemd vermogen

30
Q

Obligatielening

A

Langdurig tijdelijk vermogen dat via de publieke markt wordt aangetrokken waarvan de schuldbewijzen verhandeld kunnen worden via de effectenbeurs

31
Q

Onderhandse lening

A

Lening waarvan de aflossingsvoorwaarden aan de wensen van beide partijen kunnen worden aangepast en waarvan de akte niet door een notaris hoeft te worden opgemaakt

32
Q

Ondernemersinkomen

A

Totale beloning voor een ondernemer voor het eter beschikking stellen van zijn arbeid, zijn eigen vermogen en zijn ondernemerschap (is gelijk aan de nettowinst in een eenmanszaak)

33
Q

Open reserve

A

Reserve die in volle omvang zichtbaar is op de balans

34
Q

Oprichtingsbalans

A

Overzicht bestaande uit enerzijds het investeringsplan en anderzijds het financieringsplan

35
Q

Operational lease

A

Lease van productiemiddelen waarbij er elke dag een gebruiksklaar productiemiddel staat (uitgebreide huur) en de onderneming geen eigenaar wordt

36
Q

Partiële financiering

A

Aantrekken van vermogen voor elk productiemiddel afzonderlijk

37
Q

Passiva

A

Posten aan de creditzijde van de balans

38
Q

Permanent vermogen

A

Vermogen van een onderneming waarop ze niet hoeft af te lossen

39
Q

Provisie

A

Vergoeding voor transactiekosten

40
Q

Rekening-courantkrediet

A

Krediet op een bankrekening tot een van tevoren overeengekomen kredietlimiet

41
Q

Rentevaste periode

A

Periode waarin het afgesproken rentepercentage niet verandert

42
Q

Risicomijdend vermogen

A

Vermogen waarvan de beloning niet afhangt van de bedrijfsresultaten

43
Q

Risicodragend vermogen

A

Vermogen waarvan de beloning afhangt van de bedrijfsresultaten

44
Q

Stille reserve

A

Reserve die zichtbaar is op de balans maar niet voor het precieze bedrag

45
Q

Vaste activa

A

Bezittingen die meer dan één productieproces gebruikt kunnen worden

46
Q

Vermogensbehoefte

A

Totaal aan vermogen dat nodig is om investeringen te financieren

47
Q

Vermogensmarkt

A

Markt waar vragers en aanbieders van vermogen met elkaar handelen

48
Q

Vlottende activa

A

Bezittingen die maar één productieproces gebruikt kunnen worden

49
Q

Voorraadkern

A

Laagste waarde van de voorraad gedurende een jaar

50
Q

Voorzieningen

A

Bedrag dat credit (schuld) op de balans staat voor toekomstige verplichtingen bijvoorbeeld voor groot onderhoud, verliezen op debiteuren, verliezen op voorraad of voor service/garantie