Eindtermen 2 Flashcards
- Hoe twee grondprincipes van de burgerlijke maatschappij zich manifesteren (algemeenheid en bijzonderheid). Hegel.
Algemeenheid=mensen zijn afhankelijk van elkaar voor het levensonderhoud. Dit is de uiterlijke staat gebaseerd op behoefte en vestand. Bijzonderheid= subjectieve behoefte. Bevrediging van subjectieve bijzonderheid.
- 2Hoe twee grondprincipes van de burgerlijke maatschappij zich manifesteren (algemeenheid en bijzonderheid). Dat door de inwerking van beide het algemeen belang gediend kan worden terwijl toch niemand hierop uit is. Hegel.
Mensen hebben elkaar nodig om eigen behoeften te bevredigen. Deze behoeften worden steeds bijzonder en abstracter. Hierdoor heeft men een wederzijdse betrekking en erkenning. Concrete maatschappelijke behoeften, bevordert gelijkheid. Hegel beweert dat dit tot bevrijding zal leiden.
- Uitleggen wat Hegel verstaat onder theoretische en praktische vorming door arbeidsproces, met name aandacht aan subjectieve en objectieve kant.
Theoretische vorming= mogelijkheid om van ene voorstelling naar ander te gaan. Verbanden te zien en te ontwikkelen. Praktische vorming= bezig zijn met iets, grenzen kennen en verwerven van vaardigheden (objectief).
38.2 Uitleggen wat Hegel verstaat onder theoretische en praktische vorming door arbeidsproces. Samenhang met arbeidsindeling, productiviteit en automatisering.
Arbeidsindeling= behoeften worden steeds specifieker, dus productie ook. Werk voor arbeiders steeds eenvoudiger en abstracter. Productiviteit=door arbeidsindeling groeit productiviteit. Automatisering=arbeid wordt steeds abstracter en gemechaniseert.
- Door voorbeelden weergeven wat MacIntye bedoelt met praktijken met de begrippen interne- en externe goederen. Waarom interne goederen alleen te herkennen zijn door deelname aan een praktijk.
Praktijken=coherente, complexe vorm van maatschappelijk erkende, coöperatieve menselijke activiteit. Hier worden goederen gerealiseerd die voldoen aan de maatstaven van excellentie. Interne goederen= deel uit van een praktijk. Alleen maar geleerd worden, ervaring nodig en zijn intrinsiek onderdeel. Externe goederen= goederen bemachtigd worden zoals prestige, status en geld. Ligt vooral buiten een praktijk.
- MacIntyre. De deugd definiëren als een verworven menselijke kwaliteit waarvan de uitoefening het mogelijk maakt om interne goederen te verwerven van een bepaalde praktijk.
Deugd=een verworven menselijke eigenschap waarvan de expressie en beoefening ons over het algemeen in staat stelt om die goederen te bereiken die intrinsiek zijn aan praktijken, en waarvan het ontbreken het ons feitelijk onmogelijk maakt om ook maar iets van deze goederen te bereiken.
40.2 MacIntyre. De deugd definiëren als een verworven menselijke kwaliteit waarvan de uitoefening het mogelijk maakt om interne goederen te verwerven van een bepaalde praktijk. 1. deugden er altijd zijn in relatie tot mensen die met elkaar een praktijk beoefenen en elkaar doelen en standaarden hebben afgesproken.
Iedere beroepsgroep heeft een set deugden. ook wel goederen. Aan de hand van die goederen definieer ik mijn relatie tot de groep.
40.3 MacIntyre. De deugd definiëren als een verworven menselijke kwaliteit waarvan de uitoefening het mogelijk maakt om interne goederen te verwerven van een bepaalde praktijk. 2. Deze praktijk zowel een relatie tot beoefenaars in het heden als het verleden betreft.
Intrede in een praktijk heeft een historische dimensie. Je gaat een relatie aan met zowel de huidige beofenaren als diegene die je voor zijn gegaan. Van die traditie dien je te leren.
40.4 MacIntyre. De deugd definiëren als een verworven menselijke kwaliteit waarvan de uitoefening het mogelijk maakt om interne goederen te verwerven van een bepaalde praktijk. 3. Onderwerping aan de morele regels van een praktijk nodig is (rechtvaardigheid, moed)
Als beginneling heb je een ondergeschikte rol in de relatie met andere beoefenaren. Deugden als rechtvaardigheid, eerlijkheid etc. zijn noodzakelijk. Anders kun je nooit je eigen tekortkomingen zien, en als maatstaven niet worden gehanteerd is het uitoefenen van een praktijk zinloos.
40.5 MacIntyre. De deugd definiëren als een verworven menselijke kwaliteit waarvan de uitoefening het mogelijk maakt om interne goederen te verwerven van een bepaalde praktijk. 4. Instituties gericht zijn op externe goederen terwijl praktijken gericht zijn op interne goederen.
Externe goederen= worden iemands eigendom, wordt om gewedijvred en zijn er winnaars en verliezers. Interne goederen= wordt om gewedijverd maar als die bereikt worden is dat een goede zaak voor de hele gemeenschap.
40.6 MacIntyre. De deugd definiëren als een verworven menselijke kwaliteit waarvan de uitoefening het mogelijk maakt om interne goederen te verwerven van een bepaalde praktijk. 5. Praktijken niet zonder instituties kunnen bestaan en interne goederen nie zonder externe goederen.
Verschil praktijk en instituties: instituties houden zich bezig met externe goederen (geld, macht, status). Insitituties zijn dragers van praktijken. Een nauw verband tussen intrinsieke en extrinsieke goederen.
40.7 MacIntyre. De deugd definiëren als een verworven menselijke kwaliteit waarvan de uitoefening het mogelijk maakt om interne goederen te verwerven van een bepaalde praktijk. 6. Zonder deugd kunnen praktijken niet de corrupte macht van instituties weerstaan.
Praktijken en instituties vormen 1 causale orde. Bij instituties minder zorg voor gemeenschappelijke goederen want vaak concurrenteigericht. Daarom essentiële functie van deugden omdat dei weeerstand bieden tegen corruptie van instituties.
- een definitie geven van begrip instituties en het onderscheid tussen harde en zachte instituties. Beagumenteer dat het goede leven zonder instituties niet denkbaar is maar ook een bedreiging kunnen zijn voor het goede leven.
Instituties=vaste, gedeelde handelingspatronen die het mogelijk maken dat mensen gezamenlijk iets realiseren dat zij goed achten. Hard instituties=tastbaar, school, lid van. Zachte=moraal, gebruiken, artistiek. Gezin. Instituties zorgen ervoor dat mensen op een manier met elkaar o gaan, hun leven vormen en hun belangen verdedigen. v.b. gezin, kinderen worden grootgebracht. Verschillende instituties hebben elkaar nodig (onderwijs) dus is balans belangrijk. kunnen ook mensen dwingen.
- Op welke manier instituties met elkaar samenhangen en het menselijk samenleven mogelijk maken. Waarom instituties het goede leven en vrijheid kunnen ondermijnen.
Ons onderwijssysteem is een vlechtwerk van instituties waarin individu richting wordt geboden en kennis wordt geleerd. Ook overheid geeft je vrijheden, negatief en positief maar kunnen ook beperken door wetgeving.
- M.b.v. begrippen onderbouw, bovenbouw, bourgeoisie, klassenbelang en vals bewustzijn kritiek van Marx op instituties uitleggen.
Marx benadrukte repressieve karakter van instituties. Onderbouw=feitelijke machts-en eigendomsverhoudingen. kapitaal. Bovenbouw=harde en zachte instituties. Vormen de ideologie, uitdrukking van klassenbelang. Klassenbelang= recht en de staatsmacht behartigen eigen klasse belangen. Vals bewustzijn= mensen hebben niet door dat ideeën bijdragen aan in stand houding van onderdrukkende instituties.
- Foucaults kritiek op instituties aan de hand van begrippen macht, onderdrukking, normalisering en disciplinering.
Foucault combineerde Marx en Nietzsche: in iedere collectieve organisatie zit een vorm van machtsuitoefening waar individuen zich zonder het zelf door te hebben aan onderwerpen. Foucault noemde dit disciplinering (conditionering).
- Kritiek van Habermans op het proces van modernisering en het onderscheid tussen instrumentele en communicatieve rationaliteit.
- kritiek. Instrumentele rationaliteit= institutionele domeinen die rationeel handelen en gericht zijn om economische waarden. Efficiëntie. bv. staat en vrije markt. Communicatieve rationaliteit= moreel-praktische en esthetisch-praktisch. ‘leefwereld’. hieruit komen maatschappelijke vernieuwing voort, feminisme.
- Kritiek van Habermans op het proces van modernisering en het onderscheid tussen instrumentele en communicatieve rationaliteit. Zijn opvatting dat de leefwereld en het goede leven kunnen worden gekoloniseerd door het bureaucratische en het economische systeem.
De staat/de markt kan de leefwereld koloniseren. Gevolg: geen kritiek meer mogelijk. Media wordt overgenomen door bedrijven en kritisch debat is onmogelijk.
- Uitleggen dat het Panopticum van Bentham volgens Foucault model staat voor moderne machtsuitoefening door instituties. 1. dat in het panopticum macht automatiseert en onindividualiseert. 2. dat de gedetineerde het principe van onderwerping toepast op zichzelf.
- De gevangene is zich bewust van zijn permanente observatie. Daarom verandert zijn gedrag, aangepast ook als hij niet echt bekeken wordt. 2. De gevangene controleert zichzelf. De macht ligt niet in de bewaker maar het gebouw.
- Uitleg dat mensen de vrijheid hebben om zich op verschillende manieren te verhouden tot hun eigen lichamelijkheid.
We manifesteren ons lichaam, maken indruk met ons lichaam en drukken onze identiteit ermee uit. bv. kleren, make-up. Ook onbewust. mede daardoor worden we een individu.
- uitleggend dat mensen zich onderscheiden van dieren door gebrekkig instinct en noodzaak zelf na te denken. 2. Uitleg dat vrijheid met keuzes, verslaving kan worden en individuele autonomie kan tenietdoen.
Gebrekkig instinct; Nietzsche: zieke dier. Zelf nadenken: dwingt tot nadenken en omvormen van onze omgeving. 2. Van nature worden we aangezet om onze natuurlijke behoeftes te overstijgen. Dan raken we uit balans. Als je verslaafd raakt aan lusten ben je niet meer autonoom.
- uitleg dat lichamelijke behoeftes en verlangens onderdeel zijn van menselijke identiteit, een verstandelijke en culturele dimensie hebben en niet zuiver particulier zijn. Rene girard
Natuurlijke behoeften moeten redelijk (met ratio) worden ingevuld. Daarbij ook cultureel bepaald (eten). Veel dingen worden als noodzakelijk gezien maar worden gecreëerd binnen sociale context. Toch is keuzevrijheid, uitgaat van vrije wellicht schijn, onze begeerten lijken dwangmatig bepaald: je wil iets hebben omdat een ander het heeft. Mimetische begeerte, kan leidden tot verslaving en onvrijheid. Begeerten zijn dus niet alleen particulier maar ook door de omgeving bepaald. Girard
- uitleg dat door de techniek een ontlijving van het lichaam plaatsvond en dat het lichaam een consumptieartikel is geworden. Virtualisering, genot en manipulatie.
Techniek heeft zwaar lichamelijk werk afgenomen. We zijn dus niet meer gericht op produceren met ons lichaam maar consumeren. Op zoek naar uitwendige prikkels en lichamelijk welzijn. Lichaam wordt consumptieartikel. 1. in de virtuele wereld worden we geprikkeld door plaatjes van anderen. 2. draait het in de virtuele wereld om macht en manipulatie? 3. wordt het lichaam een passief genotsinstrument? (fight club)
- Opvatting van Bentham dat ons handelen wordt bepaald door nutsprincipe, met mens als belichaamd zelf dat prikkels ondergaat en gedreven wordt door genot en pijn (subject). Waarom dit een economisch denken is waarbij leven zo aangenaam mogelijk is.
Mens wordt gedreven door: pijn en plezier. Najagen van plezier, voorkomen pijn=nutsprincipe/utilitarisme. Mens als subject dat prikkels ondergaat=mens is ‘belichaamd zelf’. Vorm van modern economisch denken: burgers doen wat persoonlijk geluk grootst maakt, net als overheid dat wil voor meeste mensen. consumptiegewoonten zijn dus utilistisch/hedonistisch