Eerste tentamen Flashcards
Neuronen
hersencellen
Glia
Weefsel tussen de hersenen
ventrikels
lege kamers in de hersenen gevuld met hersenvocht
hersenvocht
liquor
dendrieten
ontvangen informatie
axons
geven informatie door
twee soorten synaps
excitatory en inhibitory
Hoe komen eiwitten tot stand
- Een wordt een kopie gemaakt van DNA -> pre mRNA, ook wel transcriptie
- splicing van exonen en intronen (mrna)
- Translatie, combinatie van 3 van AUCG
- eiwit
RNA begint met..
AUG
3 soorten hersenvlies
van buiten naar binnen:
1. harde hersenvlies
2. spinnenwebvlies
3. zachte hersenvlies
harde hersenvlies
tegen de schedel aan
zachte hersenvlies
zit heel dicht op de hersenen
spinnenwebvlies
de holle ruimtes gevuld met draadjes
zit tussen hard en zacht in
vier soorten kwabben
- frontale kwab
- temporale kwab
- parietaal kwab
- occipitale kwab
Pons
contact tussen grote en kleine hersenen
medulla oblongata
verbinding tussen hersenstam en ruggenmerg
Occipitale kwab
verwerkt visuele informatie
temporale kwab
verwerkt gehoor, geheugen en taalfuncties
parietaal kwab
gevoelsinformatie
corpus callosum
hersenbalk
verbindt de linker en rechter hersenhelft
Broca
het uitvoeren van taal
Wiernicke
begrip van taal
Thalamus
-geeft informatie door naar het goede station
-ontvangt informatie van cerebellum en basal ganglia
Depolarisatie
membraanpotentiaal neemt toe
Hyperpolarisatie
membraanpotentiaal neemt af
centrale zenuwstelsel
hersenen + ruggemerg
afferent
prikkels naar zenuwstelsel TOE
sensory input
komt binnen bij dorsal
efferent
prikkels van het zenuwstelsel AF
motor output
gaat weg bij ventral
dorsal
rug
ventral
buik
ganglion
verdikking van de zenuw
collectie van zenuwcellen
reflex
gaat buiten de hersenen om
van afferent gelijk door naar efferent
gnostische sensibiliteit
fijne tast en proprioceptie
maakt synapse pas in de medulla
vitale sensibiliteit
pijn, nociceptie, temperatuur en jeuk
C-vezels (vitaal)
dik, niet gemyeliniseerd; pijn en temperatuur
zorgen voor blijvende pijn
a-delta (vitaal)
gemyeliniseerd en sneller; pijn en temperatuur
zorgen voor een snelle reactie bij pijn
a beta (gnostisch)
gemyeliniseerd, tast en proprioceptie
glia cellen
bieden ondersteuning aan neuronen
drie soorten glia cellen
astrocyten
oligodendrocyten
microglia
astrocyten
maakt contact met bloedvaten om op deze manier ionen te transporteren
- bloed-brein barriere
oligodendrocyten
vormen myeline in het centrale zenuwstelsel
Microglia
verwijderen beschadigde cellen
schwann cellen
vormen myeline in het perifeer zenuwstelsel
Synapse
een structuur waar twee neuronen samen komen, zodat chemische of elektrische signalen doorgegeven kunnen worden
neurotransmitters
stoffen in synapse die informatie doorspelen
presynapse
een synapse die hun output doorgeven aan een andere synapse
Postsynapse
ontvangen informatie
Lens
draait het beeld om, spiegelt het
Fovea
zorgt voor het meest scherpe zicht en ligt op het netvlies
input oog
fotoreceptoren
- 3 soorten kegeltjes (kleur)
- 1 soort staafjes (helderheid)
kleurenblindheid
er mist 1 kegeltje
motor unit
de bewogen spier + motor neuron
motorneuronen
besturen de dwarsgestreepte spieren
gladde spieren
spieren die je onbewust gebruikt; darmen, klieren etc.
2 groepen van motor neuronen
mediale
laterale
mediale motor neuronen
axiale spieren, zorgen ervoor dat je recht op staat
laterale motor neuronen
ledematen
de afferenten van motorneuronen (input)
- primaire afferenten
- interneuronen
- pyramidebaan
primaire afferenten
zorgen voor monosynaptische reflexen
interneuronen
in ruggenmerg en hersenstam
schakelcellen
pyramidebaan
-sturen motorische informatie en ontvangen sensibele informatie
-axonen liggen in de pre motorische cortex
-loopt van de hersenschors tot in het ruggenmerg
-zorgt voor aansturing spieren
-werkt met basal ganglia en cerrebellum
epigenetica
het mechanisme waarop eiwitexpressie in de cel gereguleerd wordt
drie soorten dna mutaties
- deletion
- duplication
- inversion
deletion
het missen van een stuk genen
duplication
een stuk genen wordt verdubbeld
inversion
stukken genen worden door elkaar gegooid
point mutation
1 letter in DNA wordt anders en zorgt voor een ander aminozuur
silent mutation
de point mutation zorgt niet voor een verandering in aminozuur
non sense mutation
point mutation waardoor een stop gevormd wordt
autosomal dominant
1 aangedaan gen is genoeg om ziek te worden (50%)
autosomal recessive
je hebt twee gemuteerde genen nodig om aangedaan te worden, anders alleen drager.
X-linked recessive
Kind wordt alleen ziek wanneer een gemuteerde x chromosoom niet gecompenseerd wordt door een gezond x chromosoom. Jongens worden dus meestal ziek
X-linked dominant
1 gemuteerd chromosoom is genoeg (50%)
De novo
mutaties die niet van je ouders komen
hersenstam
medulla, pons, cerebellum en middenhersenen
mesencephalon
middenhersenen
diencephalon
thalamus en hypothalamus
telencephalon
cerebrum
metencephalon
cerebellum en pons
frontale kwab
plannen van beweging en gedrag
basale kernen
striatum en globus pallidus
initiëren beweging
striatum
nucleus caudatus en putamen
monosynaptic reflex
sensory signal -> spinal cord -> inter neuronen -> motorneuronen -> reflex
dorsal horn
ontvangt sensory neurons
ventral horn
output motor neuronen
cerebellum input en output
input: info over motor outputs en sensory inputs
output: naar thalamus en motor cortex
hypothalamus
link tussen zenuwstelsel en hormoonstelsel
produceert hormonen
zorgt dat lichaam in normale staat blijft
sulci
kleine groeven of verdiepingen in cerebrum
gyri
kronkels
amygdala
actief bij angst
hippocampus
maakt een kaart van de ruimte
fornix
vezelbundels
corpus mammillare
twee bolletjes bij het uiteinde van de fornix
schwann cellen
maken myeline in het perifeer zenuwstelsel
dispariteit
verschil in beelden in beide ogen
nociceptors
signaleren pijn
excitatoire neurtransmitters
glutamaat en acetylcholine
voor sensibiele informatie
acetylcholine is voor spieren
inhibitoire neurotransmitters
GABA en glycine
voor motorieke informatie
Retina
netvlies die bestaat uit kegeltjes en staafjes
dorsale stroom oog
waar, beweging, positie
parietaal kwab
ventrale stroom oog
wat zien we?
temporale kwab
prosopagnosie
schade in de ventrale stroom en fusiform gyrus
geen gezichten kunnen herkennen
fusiform gyrus
herkennen gezichten
akinetopsia
schade in de dorsale stroom
ziet geen beweging
stereopsis
het fuseren van 2 beelden tot 1 beeld
dispariteit
verschil in beelden in beide ogen
amblyopie
beide ogen werken goed, maar de hersenen kiezen ervoor om 1 oog te negeren
zoet
1 receptor glucose
bitter
30+ receptoren
zout
1 receptor NaCl
zuur
1 receptor H+
Trigeminal system
zorgt voor kwijlen, huilen en zwetem
welke twee gebieden gebruik de motorische schors bij het uitvoeren van motoriek
cerebellum en basal ganglia
ontvangen informatie en geven feedback
cerebellum motorisch
coördinatie van bewegingen
ataxie
schade in her cerebellum, coordinatie stoornissen
hyper/hypo kinaesie
te veel of te weinig beweging
autonoom zenuwstelsel
deel van perifeer zenuwstelsel en reguleert onbewuste functies die ons in leven houden
-ademhalingsorganen
-spijsverteringskanaal
-hart
-bloedsomloop
-nieren
-blaas
-geslachtsorganen
sensibele deel autonoom zenuwstelsel
-bestaat uit sensoren die specifiek gevoelig zijn voor informatie in ons lichaam
- bloeddruk
- hartslag
- zuurstofgehalte
- zuurgraad
Deze informatie komt terecht in de kern van de hersenstam: nucleus van de tractus solitarus (NTS)
Wat gebeurd er met de sensibele informatie die in de kern van de hersenstam terecht is gekomen?
de NTS stuurt de informatie door naar de viscero- motorische kernen in de hersenstam en kunnen zo nodig actie ondernemen: autonoom reflex
wordt ook doorgestuurd naar de hypothalamus en insula
3 verschillen viscero motorisch deel en somato- motorisch deel
- viscero gaat over gladde spieren en somato over dwarsgestreepte spieren
- gladde spieren worden geinnerveerd door autonome ganglioncellen (buiten czs)
dwarsgestreepte spieren worden geinnerveerd door motorneuronen (binnen czs) - gladde spieren kunnen geactiveerd en geremd worden
twee typen viscero- motorische zenuwvezels
- sympatische vezels
2, parasympatische vezels
receptief oppervlak
het gedeelte van een neuron wat kan reageren op transmitters dus dendrieten en soma