economie hoofdstuk 3.2 Flashcards

1
Q

collectieve aanbodlijn

A

-De collectieve aanbodlijn laat zien hoeveel bedrijven in een land willen produceren en verkopen bij verschillende prijzen (verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vraagoverschot

A

wanneer er meer vraag is dan aanbod
prijzen gaan omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aanbodoverschot

A

wanner er meer aanbod is dan vraag
prijzen gaan omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

koopovereenkomst

A

dit sluiten de koper en verkoper met elkaar als ze het allebei eens zijn met de prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

marktevenwicht

A

als vraag en aanbod gelijk zijn aan elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

evenwichtshoeveelheid

A

de hoeveelheid verkochte producten bij marktevenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

evenwichtsprijs

A

de prijs waarvoor de producten worden verkocht bij marktevenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

toetreders

A

mensen/ bedrijven die op de markt erbij komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarheen verschuift de collectieve vraaglijn wanneer er meer producten komen?

A

evenwijdig rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarheen verschuift de collectieve vraaglijn wanneer er minder aanbod is?

A

evenwijdig naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarheen verschuift de collectieve vraaglijn als de consumenten meer geld te besteden hebben?

A

evenwijdig naar rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarheen verschuif de collectieve vraaglijn als de consument minder geld te besteden heeft

A

evenwijdig naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

elasticiteit

A

het verband tussen het inkomen en de besteldingen van consumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

formule om de inkomens elasticiteit te berekenen

A

inkomenselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid=

%verandering van de gevraagde hoeveelheid
———————————————–% verandering van het inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

noodzakelijke goederen

A

producten met lage inkomenselasticiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voorbeelden van noodzakelijke goederen

A

brood, water, belminuten of benzine

17
Q

luxegoederen

A

producten met hoge inkomenselasticiteit

18
Q

voorbeelden van luxegoederen

A

worstenbroodjes, restaurantbezoek, wintersportvakanties of taxivervoer

19
Q

inferieure goederen

A

producten met negatieve inkomenselasticiteit

20
Q

voorbeelden van inferieure goederen

A

B-merk producten, vervoer per bus, bibliotheek bezoek