ECG beoordeling Flashcards
Wat is de eerste stap bij het beoordelen van een ECG?
- Beoordeling van ijk, papiersnelheid en de poling
- Impuls van 1 millivolt geeft een uitslag van 10mm hoog
- Papiersnelheid 25 mm/sec
- Poling wil zeggen dat de afleidingen goed geplakt zijn. Dit kan je zien doordat aVR negatief is en afleiding I positief is.
Wat is de tweede stap bij het beoordelen van het ECG?
Ritmebeoordeling
Wat is de derde stap bij het beoordelen van het ECG?
- Frequentie
• Normaal 60 – 100 sl/min
• Bradycardie < 60 sl/min
• Tachycardie > 100 sl/min
• Methode:
- Bij regelmatig ritme:
o aantal hokjes tussen twee complexen terug te tellen:
300-150-100-75-60-50-43-37
o Verschil tussen de R-toppen is 4,5 hokje, dus 300:4,5=67/min
- Bij onregelmatig ritme:
o Aantal slagen in 10 sec tellen ( = hele ritmestrook) en dat x 6
o Zie afbeelding: zijn dus 20 slagen/complexen. 20x6=120. Dus HF 120/min. (is geen sinusritme en dus onregelmatig: atriumfibrilleren).
Wat is de vierde stap bij het beoordelen van het ECG?
- Elektrische hartas
• Intermediaire hartas (groen in plaatje)
- Positief QRS in I en II.
- Normale situatie, links heeft meer kracht dan rechts, dus de richting van de kracht gaat meer naar links.
• Rechter hartas (paars in plaatje)
- Negatief QRS in I, positief in aVF
- Wanneer rechts meer kracht heeft dan links, bijvoorbeeld bij pulmonaalklep verkalking waardoor de rechter ventrikel harder moet werken of bij pulmonale hypertensie.
• Linker hartas (rood in plaatje)
- Positief QRS in 1, negatief QRS in II
- Bijvoorbeeld bij linker ventrikel hypertrofie na langdurige hypertensie.
• Extreme as (grijs in plaatje)
- Negatief QRS in I en aVF
- Dit kan je krijgen bij ventrikeltachycardie of andere ventriculaire ritmes, dan loopt de electrische activiteit van onder (ventrikels) naar boven.
QRS in I: • Positief : o QRS in II : Positief = intermediaire hartas = normaal Negatief = linker hartas • Negatief : o QRS in aVF : Positief = rechter hartas Negatief = extreme hartas
Wanneer heb je een afwijkende hartas: - Bij een fysieke draaiing van het hart (pneumothorax, zwanger, - Hypertrofie - Infarct - Geleidingsproblemen - Voorbeelden: o LBTB RBTB o PM ritme o Lateraal infarct o Longembolie o Ventriculair ritme o Zwangere vrouw
Wat is de vijfde stap bij het beoordelen van het ECG?
Geleidingsintervallen
• PQ tijd = begin van atriumcontractie tot begin van ventrikelcontractie (= dus depolarisatie atria en vertraging in AV knoop)
- Normaal 0.12 – 0.20 seconden
o Bij verkort: kortere route genomen bij bijvoorbeeld atriaal ritme of een extra bundel wat er voor zorgt dat er sneller geleid wordt (WPW patroon).
o Bij verlengd: AV-blok (bij 1e graads en 2e graads type 1 hoeft de patiënt geen klachten te hebben en hoef je dus niet altijd iets mee te doen)
• QRS duur: smal complex of breed complex
- Smal < 0.12 sec.
- Vertraagd > 0.12 sec. Dan is er sprake van een bundeltakblok of de oorsprong is ventriculair.
o Linkerbundeltakblok = LBTB
o Rechterbundeltakblok = RBTB
• QT tijd = duur van depolarisatie en repolarisatie (ventrikels)
- Normaal < 450ms 2.25 hokjes
- QTc-tijd: is QT tijd gecorrigeerd voor de frequentie. Hiervoor is een tabel (zie zakkaartje). Op de toets mag je kijken of de T top voorbij de helft van 2 R’en ligt. Je mag dan schrijven is ‘normaal’ of is ‘ verlengd’
- Bij een verlengde QT tijd meer kans op R op T fenomeen.
- Medicatie zoals haldol, antidepressiva, anti-emetica verengen de QTc tijd.
Wat is de zesde stap bij het beoordelen van het ECG?
- Morfologie QRS complexen
• Je kijkt naar 4 onderdelen (op de toets alles benoemen! Dus ook als het niet aan de hand is dit opschrijven!!) :
- Duur QRS:
o Normaal < 0.12 sec. Bij > 0.12 = bundeltakblok. Hierbij altijd kijken naar afleiding V1 en V6
Linker bundeltakblok
o QRS > 0.12 sec met rS patroon in V1(is een hele diepe negatieve QRS)
o Brede R in I, aVL, v5 en v6 en afwezig Q aldaar.
Rechter bundeltakblok
o QRS > 0.12 sec
o RSR’ patroon in v1 (QRS patroon met 2 R’en)
Intraventriculair blok (of aspecifiek IVGS)
o QRS > 0.12 en geen LBTB of RBTB
- Voltages (de grootte van QRS)
o Groot: ventrikelhypertrofie
Hoge voltages dus veel elektrische activiteit: kan wijzen op linker- of rechter ventrikelhypertrofie.
Linker ventrikelhypertrofie: (deze berekening moet je op de toets ook opschrijven)
o R in V6 is hoger dan de R in V5 OF
o R in I en/of aVF is hoger dan 12mm OF
o S in V1 of V2 + R in V5 of V6 > 35mm (= 7 grote hokjes) VOORAL DEZE GEBRUIKEN
Rechter ventrikelhypertrofie
o Rechter hartas
o R in V1 > 5mm (1 groot hokje)
à Deze criteria zijn niet toepasbaar bij iemand < 30 jaar of bij een QRS duur > 0.12 sec.
o Klein: microvoltage
Lage voltages à verminderde electrische geleiding.
Komt voor bij hartfalen, longafwijkingen (zoals pneumothorax, ernstig emfyseem), pericardvocht, adipositas.
Criteria:
o QRS < 5mm in de extremiteitsafleidingen EN / OF
o QRS < 10mm in V1-V6
Soms zijn de QRS complexen (bijna) kleiner als de P-toppen.
- R Progressie
o Normaal toename van de hoogte van de R top V1 – V3/4 hierna weer afname.
o Abnormale R progressie: mogelijk oud (voorwand)infarct of bij incorrecte elektroden plaatsing. Dit is echter aspecifiek indien geen passende kliniek
- Pathologische Q’s
o Q > 25% van het hele QRS
In 2 of meer extremiteitsafleidingen behalve aVR en/of in 2 of meer precordiale afleidingen
o Q breder dan 1 klein hokje
In 2 of meer extremiteitsafleidingen behalve aVR en/of in 2 of meer precordiale afleidingen
o Kleine Q (of grote Q) in V3 en V4
Wat is de zevende stap bij het beoordelen van het ECG?
- Morfologie ST-T segment
• Normaal is na het QRS complex even stukje basislijn tot de T-top (= STT - segment)
• Normaal T top positief als QRS complex ook positief is
• ST Segment
- ST elevatie (acute transmurale ischemie = een volledig afgesloten coronair)
o ST segment ligt > 1mm boven de basislijn in meer afleidingen
- ST depressie (subendocardiale ischemie: ernstige vernauwing waardoor het weefsel daar achter O2 tekort heeft maar het bloedvat is niet volledig afgesloten)
o ST segment ligt > 0.5 mm onder de basislijn in 2 of meer afleidingen
- T – Top
- Normaal in alle afleidingen positief indien QRS ook (overwegend) positief. Anders mogelijk ischemie, infectie of andere pathologie. Vaak aspecifiek (vergelijk met oud ECG!).
- Criteria pathologische T-top
o T vlak: < 0.5 mm negatief of positief in afleiding I, II, V3, V4, V5 of V6.
o T negatief: > 0.5mm negatief in afleiding I, II, V3, V4, V5 of V6.
o T in aVL alleen te beoordelen indien R daar > 5mm
o T in aVF alleen te beoordelen indien QRS daar positief.
• Infarctlokalisatie: zie afbeelding.
- Dit staat weer samen met die driehoek van Einthoven en de hartas.
Bij pericarditis kan je overal elevaties hebben.
ECG infarcten kunnen zien en welk vat is aangedaan
l RCX AVR V1 LAD V4 LAD
ll RCA AVL RCX V2 LAD V5 RCX
lll RCA AVF RCA V3 LAD V6 RCX
Hoofdstam:
LAD (left anterior descendens): voorwand (anterior), septum, lateraal
RCX (ramus circumflex): Achterwand (posterior), lateraal, onderwand (inferior)
Rechts
RCA (right coronair artery): R. ventrikel, sinusknoop, AV knoop, onderwand, achterwand.
Bij een infarct allereerst direct antistolling geven zoals ascal, clopidogrel, aspegic, tica, heparine (vaak meerdere). Vervolgens geef je nitroglycerine (Alleen indien het infarct links zit want bij RCA infarct verlies je al je tensie als je nitro geeft (omdat je geen probleem hebt met je linkerventrikel), dit kan je niet compenseren omdat bij een rechtsinfarct ook je sinusknoop eruit ligt. Wanneer het infarct rechts zit ga je vulling geven ipv nitro) dit is een verneuze vaatverwijder die ook je coronairen verwijdt. Vervolgens ga je morfine geven, dit werkt op de stress (hypertensie/tachycardie).
Wat is de achtste stap bij het beoordelen van het ECG?
- Vergelijk met oud ECG indien beschikbaar.
Wat is de negende stap bij het beoordelen van het ECG?
- Conclusie