E6 Flashcards

1
Q

wat was het grootste deel van de bevolking op vlak van onderwijs?

A

groeiden op zonder schools onderwijs, analfabeet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voor 11e eeuw

wie gingen naar school?

A

adel en geestelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voor 11e eeuw

waar gingen ze naar school?

A

in abdij- en kathedralscholen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voor 11e eeuw

wat leerden de lagere jaren op school?

A

lezen, schrijven, rekenen, eerste beginselen Latijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voor 11e eeuw

wat leerden de hogere jaren op school?

A

zeven vrije kunsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voor 11e eeuw

waarom ging men naar school?

A

godsdienst

-> moet mens in staat stellen tekens van God (bv natuur) te interpreteren en zijn geheimen te doorgronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

na 11e eeuw

wie gingen er naar school?

A

geestelijken, leken uit burgerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

na 11e eeuw

waar ging men naar school?

A
  • steden
  • kathedraalscholen
  • universiteiten (vanaf 1100)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

na 11e eeuw

wat leerde men op school?

A
  • boekhouden, correspondentie
  • vreemde talen
  • zeven vrije kunsten
  • theologie, geneeskunde, rechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

na 11e eeuw

waarom ging men naar school?

A
  • handel

- wetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom verandert het onderwijslandschap in de 11e-12e eeuw?

A

heropleving handel + steden = vraag ambtenaren, boekhouders, vertalers groeit
-> ontstaan nieuwe opleidingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer kan men doorstromen naar een hogere faculteit op de universiteit?

A

wanneer je de graad van ‘magister artium’ hebt behaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom kan Leuven die nieuwe bron van inkomsten goed gebruiken?

A

het lijdt onder de teloorgang van de lakennijverheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de basis van de universitaire opleidingen?

A

de zeven vrije kunsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aan wat lag de Arabische wetenschap ten grondslag

A

renaissance uit 12e eeuw, in ieder geval was zij de drijvende kracht erachter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom draagt de monnik een tulband?

A
  • hij doceert Arabische filosofie

- leerlingen zullen hem geloofwaardiger vinden als ze denken dat hij een Arabier is

17
Q

met welke wetenschappelijke kennis komen de christenen in het westen via de Arabieren in contact?

A

met kennis uit Griekse Oudheid en Arabische kennis

18
Q

in welk Europees land gebeurde dat eerst? waarom daar?

A

In Spanje, door de Reconquista

19
Q

Reconquista

A

De reconquista was een periode van ongeveer 800 jaar in de middeleeuwen waarin enkele christelijke koninkrijken op het Iberisch Schiereiland erin slaagden om de islamitische Moren van het schiereiland te verdrijven, nadat deze vanaf 711 het Iberisch schiereiland op een smalle strook in het noorden na hadden veroverd.

20
Q

wat huldigen de meeste middeleeuwse geleerden?

A

autoriteitsgeloof

21
Q

autoriteitsgeloof

A

geen twijfel over Bijbel en overgeleverde kennis uit klassieke oudheid -> kritisch denken afgewezen

22
Q

oorzaken hernieuwende studie van klassieke auteurs

A
  • Reconquista in Spanje
  • kruistochten
  • handelscontacten met moslimwereld
23
Q

hernieuwende studie van klassieke auteurs

A

(her)ontdekking Griekse en Arabische filosofische en wetenschappelijke geschriften

24
Q

gevolg oorzaken hernieuwende studie van klassieke auteurs

A

wetenschappelijke kennis vergroot +er hoeft geen tegenstelling te zijn tussen filosofie en natuurwetenschappelijk denken

25
Q

taal van literatuur tot in 13e eeuw

A

Latijn

26
Q

taal van literatuur vanaf begin 12e eeuw

A

volkstaal

27
Q

2 genres literatuur in Latijn

A
  • heiligenlevens

- kronieken

28
Q

literatuur vanaf begin 12e eeuw

A

vaak schriftelijke neerslag van mondeling overgeleverde verhalen

29
Q

2 epieken literatuur in volkstaal

A
  • ridderepiek

- dierenepiek

30
Q

voorbeeld + onderwerp ridderepiek

A

Karel ende Elegast -> feodale trouw

31
Q

voorbeeld + onderwerp dierenepiek

A

Van den Vos Reynaerde -> scherpe kritiek op adel en clerus + aanklacht tegen menselijke ondeugen