dutch w7 routines Flashcards
1
Q
zullen we vanavond wat gaan eten?
A
Shall we have something to eat tonight?
2
Q
zullen we naar Mulder gaan?
A
Shall we go to Mulder?
3
Q
ga je vanavond mee naar Mulder?
A
are you going to Mulder tonight?
4
Q
waneer kun je?
A
when can you?
5
Q
hoe laat wil je gaan?
A
what time do you want to go?
6
Q
waar zie ik je?
A
where do I see you?
7
Q
kunnen we/kan ik bestellen?c
A
can we / can I order?
8
Q
Mogen we/ mag ik een fles rode wijn?
A
Can I have a bottle of red wine?
9
Q
ik wil graag ….
A
I would like to
10
Q
doe mij maar Kip Marengo
A
I’ll get …
11
Q
ik neem de biefstuk
A
I’ll take the steak
12
Q
wat zit er in de saus?
A
what’s in the sauce?
13
Q
zit er knoflook in de saus?
A
is there garlic in the sauce?