Dutch Phrases Flashcards
1
Q
ik ben zo terug
A
I’ll be right back
2
Q
ik kom eraan
A
I’II be right there
3
Q
het komt eraan
A
coming right up
4
Q
doe (mi) maar een koffie
A
I’d like a coffee
5
Q
wat is er aan de hand?
A
what’s going on?
6
Q
ik heb er zin in
A
I’m looking forward to it/l’m excited
7
Q
neemt u mij niet kwalijk
A
I beg your pardon
8
Q
even kijken
A
let’s see…
9
Q
alstublieft
A
here you go
10
Q
toe maar
A
go on
11
Q
zeg dat nog eens
A
say that again
12
Q
ik ben het met je eens
A
I agree
13
Q
deze kant op
A
right this way
14
Q
anders nog its
A
Anything else?
15
Q
zegt u het maar
A
how can I help you?