Dutch 3-6 Flashcards
Aanbieden
To offer
Aandoen
To put on
Aangifte doen
To report
Aantrekkelijk
Attractive
جذاب
Afbreken
To break
Afgelopen
Past,last few
Afrekenen
To pay
afscheid nemen
To say good bye
Afsnijden
To cut off
Allebei
Both
Allerlei
All kinds of
Altijd
Always
Alvast
In the meantime
Ander
Other
Apotheek
Pharmacy
Baan
Job
Bedoelen
To mean
bedrag
Amount
مقدار
Bedrijft
Company
Het been
Leg
Begrijpen
To understand
فهمیدن، درک کردن
Begroeten
To greet
Behalve
Except, besides
Beide
Both
Bekend
Known
Belachelijk
Ridiculous
Belangrijk
Important
مهم
Boneden
Downstairs
#
Boven=upstairs
Beoordelen
To judge
قضاوت
Bepaald
Certain
مطمعن
De berg
Mountain
Beschrijven
To describe
Beslissen
To decide
تصمیم گرفتن
Het bestek
Cultery
Het bakje
Punnet
De balie
Information desk
Bang
Afraid
De bank
Sofa, bank