dutch 101b Flashcards
1
Q
dus
A
so
2
Q
verhaal
A
story
3
Q
gemakkelijk
A
easy
4
Q
luek
A
nice
5
Q
meteen
A
immediately
6
Q
ledereen
A
everyone
7
Q
ideeen
A
ideas
8
Q
delen
A
to share
9
Q
tuin
A
garden
10
Q
knippen
A
to cut
11
Q
heg
A
bush
12
Q
helpen
A
to help
13
Q
vegen
A
sweep
14
Q
stoep
A
foot-pat
15
Q
dan
A
then
16
Q
bloem
A
flower
17
Q
zien
A
to see
18
Q
plukken
A
to pick
19
Q
kijk
A
to look
20
Q
voor jou
A
for you
21
Q
met
A
with
22
Q
leuk
A
fire
23
Q
niet zo goed
A
not so good
24
Q
vandaag
A
today
25
neem het me niet kwalijk
nie miej mi tego za zle/ please dont blame for it
26
het geeft niet
thats ok/ es gibts nicht
27
ik begrijp het wel
i understand it well
28
veel plezier
have fun
29
op
on
30
hartelijk bedank
thanks a lot
31
hulp
help
32
geen dank
you welcome
33
net was geen moeite
it wasnt a problem
34
graag gedaan
with pleasure
35
blij
pleased
36
juist
true
37
fout
wrong
38
je hoeft niet te doen
you dont have to do it
39
je hoeft niet te gaan
you dont have to go there
40
ik moet gaan
i have to go
41
zwemmen
to swim
42
jij mag blijven
you may stay
43
je mag niet naar mij kijken
you may not look at me
44
ik mag het niet zeggen
i cant say that
45
precies
exactly
46
ik wil niet me je spreken
i dont want to speak with you
47
met ons
with us
48
laten we
let us
49
schrijven
to write
50
de tijd
the time
51
weer
again
52
mooie
pretty
53
zinnen
sentences
54
fijn
fine
55
zo
so
56
nu
now
57
wachten
wait
58
beginnen
to begin
59
knippen
to cut
60
heg
bush
61
dus
so
62
verhaal
story
63
gemakkelijk
easy
64
luek
nice
65
op reis
traveling
66
haan
to go
67
samen
together
68
man
man
69
maan
moon
70
de hond
dog
71
mag
may
72
ook
also
73
kleinzoon
grandson
74
zon
sun
75
zoon
son
76
met de train
by train
77
tas
bag
78
koffie
coffee
79
kopjes
cup
80
vol
full
81
rijden
to drive
82
snel
fast
83
komt
pour out
84
with
out
85
worden
to become
86
droog
dry
87
tofel
table
88
schoon
clean
89
stopen
to stop
90
ze stoppen bit
to come out
91
ze stoppen in
to come in
92
nu
teraz
93
naar
to
