Dutch 1 Flashcards
0
Q
Goodbye
A
Dag
1
Q
Hello
A
Dag/ Hallo
2
Q
Please
A
Alstublieft/ Alsjeblieft (pol/ inf)
3
Q
Thank you
A
Dank u/ Dank je
4
Q
You’re welcome
A
Graag gedaan
5
Q
Yes/ No
A
Ja/ Nee
6
Q
Excuse me (to get attention)
A
Excuseer mij
7
Q
Excuse me (to get past)
A
Pardon
8
Q
I don’t understand
A
Ik begrijp het niet
9
Q
One moment please
A
Een momentje alstublieft
10
Q
How much is it?
A
Hoeveel kost het
11
Q
Cheers
A
Proost
12
Q
Where’s the toilet?
A
Waar zijn de toiletten?
13
Q
One
A
Één
14
Q
Two
A
Twee