Duolingo Vocab Flashcards
1
Q
de ketting
A
chain, necklace
2
Q
bekende
A
well-known
3
Q
onafhankelijk
A
independent
4
Q
gelukkig
A
fortunately
5
Q
behoorlijk
A
quite, fairly, reasonably
6
Q
opvoeding
A
education, upbringing
7
Q
breken
A
break
8
Q
het krijt
A
chalk
9
Q
de oefening
A
exercise
10
Q
het voorbeeld
A
example
11
Q
het recht
A
law
12
Q
de macht
A
power
13
Q
de lezing
A
lecture
14
Q
aantekeningen
A
notes
15
Q
het podium
A
stage
16
Q
de toeschouwer
A
spectator
17
Q
het gedicht
A
poem
18
Q
veroorloven
A
afford
19
Q
diegene
A
that one (de words)
20
Q
datgene
A
that one (het words)
21
Q
het plafond
A
ceiling