Duits SO lj2 p1 Flashcards
SO K. 1 WL A + B Plauderecke C Schreibecke E Grammatik C (Fragewörter + Zahlen t/m 100)
1
Q
de naam
A
der Name
2
Q
de zin
A
der Satz, die Sätze
3
Q
de grens
A
die Grenze
4
Q
de hoofdstad
A
die Hauptstadt
5
Q
de kaart / plattegrond
A
die Karte
6
Q
Nederland
A
die Niederlande
7
Q
maar
A
aber
8
Q
betekenen
A
bedeuten
9
Q
populiar/geliefd
A
beliebt
10
Q
gebruiken
A
benutzen
11
Q
gekleurd / bont
A
bunt
12
Q
Duitsland
A
Deutschland
13
Q
vliegen
A
fliegen
14
Q
luisteren / horen
A
hören
15
Q
in de buurt
A
in der Nähe
16
Q
goed
A
richtig
17
Q
fout
A
falsch
18
Q
schrijven
A
schreiben
19
Q
en
A
und
20
Q
wonen
A
wohnen
21
Q
het eiland
A
die Insel, die Inseln
22
Q
de vakantie
A
die Ferien
23
Q
oud
A
alt
24
Q
nieuw
A
neu
25
aanvinken
ankreuzen
26
werken
arbeiten
27
ook
auch
28
eigenlijk
eigentlich
29
er is /er zijn
es gibt
30
rijden
fahren
31
lopen / gaan
gehen
32
kijken
gucken
33
goed
gut
34
slecht
schlecht
35
heten
heißen
36
helpen
helfen
37
op vakantie gaan
in Urlaub fahren
38
elk jaar
jedes Jahr
39
komen
kommen
40
of
oder
41
al
schon
42
zien
sehen
43
Goedemorgen
Guten Morgen
44
Goedendag
Guten Tag
45
Goedenavond
Guten Abend
46
Hoe heet je?
Wie heißt du?
47
Ik heet Lisa
Ich heiße Lisa
48
Ik ben Lars
Ich bin Lars
49
Hoe oud ben je?
Wie alt bist du?
50
Ik ben veertien jaar oud
ich bin vierzehn Jahre alt
51
Waarvandaan
Woher
52
Ik kom uit nederland
ich komme aus den Niederlanden
53
Tot ziens
Auf Wiedersehen
54
Doei
Tschüs
55
tot gauw
bis bald
56
Beste Andreas
Lieber Andreas
57
Beste Andrea
Liebe Andrea
58
Bedankt voor je e-mail/ bericht
Danke für deine E-Mail / Nachricht
59
Hoe gaat het met je
Wie geht es dir
60
Met mij gaat het goed
Mir geht es gut
61
Hartelijke groeten
Liebe Grüße
62
Waarom
waarom
warum
warum
63
wat is dat
wat
was ist das
was
64
wie ben jij
wie
wer bist du
wer
65
Hoe
hoe
wie
wie
66
waar woon jij
waar(1)
wo wohnst du
wo
67
waarvandaan
waar (2)
woher
woher
68
waarnaartoe
wohin
wohin
69
0
null
70
1
eins
71
2
zwei
72
3
drei
73
4
vier
74
5
fünf
75
6
sechs
76
7
sieben
77
8
acht
78
9
neun
79
10
zehn
80
11
elf
81
12
zwölf
82
13
dreizehn
83
14
vierzehn
84
15
fünfzehn
85
16
sechzehn
86
17
siebzehn
87
18
achtzehn
88
19
neunzehn
89
20
zwanzig
90
21
einundzwanzig
91
22
zweiundzwanzig
92
23
dreiundzwanzig
93
24
vierundzwanzig
94
25
fünfundzwanzig
95
26
sechsundzwanzig
96
27
siebenundzwanzig
97
28
achtundzwanzig
98
29
neunundzwanzig
99
30
dreiẞig
100
40
vierzig
101
50
fünfzig
102
60
sechzig
103
70
siebzig
104
80
achtzig
105
90
neunzig
106
100
hondert
107
de vriend
der freund
108
het antwoord
die antwort
109
de opracht
die aufgabe
110
de vraag
die frage
111
de vriendin
die freundin
112
de kamer
das zimmer
113
het nieuws
die Nachrichten
114
antwoorden
antworten
115
vragen
fragen
116
ja nee
ja nein
117
klein groot
klein groß
118
saai
langweilig
119
lezen
lesen
120
grappig
lustig
121
aardig
nett
122
vaak
oft
123
spannend
spannend
124
spreken
sprechen
125
geweldig
toll
126
vergelijken
vergleichen
127
de letter
der Buchstabe
die buchtstaben
128
de tweeling
der Zwilling
129
het gezin
die Familie
130
de hobby
das Hobby
131
de ouders
die Eltern
132
de broers en zussen
die Geschwister
133
stom
blöd
134
dat is leuk
das macht spaß
135
een beetje
ein bisschen
136
vinden
finden
137
nu
jetzt
138
jongeren
junge Menschen
Jugendliche
139
geen
kein
140
houden van
lieben
141
maken
machen
142
niet
nihts
143
sturen
schicken
144
mooi
schön
145
zoeken
suchen
146
veel weinig
viel wenig
147
misschien
vielleicht
148
wat is je email adres?
Wie ist deine E-Mail-Adresse?
149
mijn email adres is simon@gmail.com
meine E-Mail-Adresse is simon@gmail.nl
150
wat is je mobiele nummer
wie ist deine Handynummer?
151
mijn mobiele nummer is 0000000
Meine Handynummer ist 0000000
152
waar kan ik je online vinden?
wo kann ich dich online finden?
153
je vindt mij op instagram
Du findest mich auf instagram
154
welke naam heb je op snapchat?
Unter welchem Namen bist du bei snapchat
155
mijn gebruikersnaam is 0000
Mein Benutzername ist 0000
156
mijn bijnaam is bibi
Mein Spitzname ist bibi
157
ik heb bruin/lang haar
ich habe braune/lange Haare
158
mijn hobby is schaatsen/zingen
Mein Hobby ist Eislaufen/Singen
159
mijn lievelingsboek/film is funf whatever
Mein Lieblingsbuch/Lieblingsfilm ist funf whatever
160
echt leuk vind ik dansen/ dieren
Echt toll finde ich Tanzen/Tiere
161
waarom
warum
162
wat
was
163
wie
wer
164
waar
wo
165
waarvandaan
woher
166
waarnaartoe
wohin
167
ik heb
ich habe
168
jij hebt
du hast
169
hij/zij/het heeft
er/sie/es hat
170
wij hebben
wir haben
171
jullie hebben
ihr habt
172
zij / u hebben
sie/Sie haben
173
gehad
gehabt
174
ik ben
ich bin
175
jij bent
du bist
176
hij zij het is/zijn
er / sie / es ist
177
wij zijn
wir sind
178
jullie zijn
ihr seid
179
zij u zijn
sie /Sie sind
180
geweest
gewesen
