2e SO lj2 p1 Flashcards
WL A +B Schreibecke E Plauderecke C Grammatik C +E
het bezoek
der Besuch
de broer
der Bruder
de verjaardag
der Geburtstag
de opa
der Opa
de vader
der Vater
de uitnodiging
die Einladung
de moeder
die Mutter
de oma
die Oma
de zus
die Schwester
de verrassing
die Überraschung
het enig kind
das Einzelkind
het kleinkind
das Enkelkind
het feest
das Fest
het cadeau
das Geschenk
de grootouders
die Großeltern
krijgen
bekommen
bezoeken
besuchen
uitnodigen
einladen
vieren
feiern
jarig zijn
Geburtstag haben
gezellig
gemütlich
feliciteren
gratulieren
(cadeau) geven
schenken
wensen
wünschen
januari
der Januar
februari
der Februar
maart
der März
april
der April
mei
der Mai
juli
der Juli
juni
der Juni
augustus
der August
september
der September
oktober
der Oktober
november
der November
december
der Dezember
de maand
der Monat
de lente
der Frühling
de zomer
der Sommer
de herfst
der Herbst
de winter
Der winter
kerstavond
der Heiligabend
de kerstboom
der Weihnachtsbaum
het vuur
das Feuer
het vuurwerk
das Feuerwerk
het jaar
das Jahr
pasen
Ostern
kerstmis
Weihnachten
heb je veel familie?
hast du viele Verwandte?
heb je broers of zussen?
Hast du Geschwister?
wie is dat?
wer is das?
hoe heet ze
wie heißt sie
hoe heet jouw vriendin
wie heißt deine freundin
hoe oud is zij
wie alt ist sie
hoe oud is je broer
wie alt ist deine Bruder
ik heb drie nichten/ een oom en een tante
ik habe drei Cousinen/ einen Onkel und einen Tante
nee, ik heb geen broers en zussen
nein, ich habe keine Geschwister.
ja ik heb 2 zussen
ja ich habe zwei Schwestern
dat is mijn Opa/ beste vriend
Das ist mein Opa/ meine beste Freund
zij/ mijn vriendin heet Katja
Sie/ Meine Freundin heißt Katja
Hij / Mijn broer is 14 jaar oud
Er/ Mein Bruder ist vierzehn Jahre alt.
ik nodig jouw van harte uit voor mijn feest/ mijn verjaardag
Ich lade dich herzlich zu meiner Party/ meinem Geburtstag ein
het feest is op zaterdag/ vrijdag 19 januari
Die Party ist am Samstag / Freitag, dem 19. Januar
we fieren het feest bij mij thuis / in het clubhuis
Wir feieren das Fest bei mir zu Haus / im Vereinshaus
het feest begint om 20.00 uur
die Party fängt um 20.00 Uhr an.
ik zou het leuk vinden als jij er bent
Ich freue mich, wenn du dabei bist
Laat even weten of je kunt komen
Gib bitte Bescheid, ob du kommen kannst
mannelijk lidwoord
der
vrouwelijk lidwoord
die
onzijdig lidwoord
das
meervoud lidwoord
die
wat voor lidwoord hebben personen en dieren?
der
mannelijk
wat voor lidwoord hebben woorden die op e eindigen?
die
vrouwelijk
wat voor lidwoord hebben worden die op schaft en heit eindigen
die
vrouwelijk
wat voor lidwoord hebben woorden die op keit en ung
die
vrouwelijk
wat voor lidwoord hebben woorden die in het nederlands het lidwoord het hebben
die
onzijdig
wat voor lidwoord hebben verkleinwoorden
die
onzijdig
eerste
erste
tweede
zweite
derde
dritte
vierde
vierte
vijfde
fünfte
sevenste
siebte
negenste
neunte
achtste
achte
dertiende
dreizigte
seventienste
siebzehnte
zestiende
sechzehnte
twintigste
zwanzigste
achtentwintigste
achtundzwanzigste
de jongen
der Junge
de sneeuw
der Schnee
het (goede) humeur
die (gute) Laune
het feest
die Feier
de aflevering
die Folge
de uitzending
die Sendung
het meisje
das Mädchen
het onderwerp
das Thema
vrolijk
frölich
gelukkig
glücklich
lachen
lachen
luid-zacht
laut-leise
meebrengen
mitbrengen
versieren
schmücken
zich verheugen met
sich freuen auf
blij zijn met
sich freuen über
oud en nieuw
jaarwisseling
Silvester
zingen
singen
dansen
tanzen
omdat
weil
weer
wieder
samen
zusammen
de neef (kind van oom/tante)
die Cousin
de feestdag
der Feiertag
de man
der Mann
de neef (zoon van broer of zus)
der Neffe
de oom
der Onkel
de nicht (kind van oom/tante)
die Cousine
de vrouw
die Frau
de bruiloft
die Hochzeit
de nicht (kind van broer of zus)
die Nichte
de tante
die tante
de week
die Woche
de baby
das Baby
de familie
die Verwandten
snel/binnenkort
bald
vrij
frei
gescheiden
geschieden
altijd-nooit
immer-nie
carnaval
Karneval
soms
manchmal
Pinksteren
Pfingsten
zich verkleden
sich verkleiden
vertalen
übersetzen
getrouwd
verheitatet
thuis
zu hause
ik heb een grote/gekke familie
ich habe eine große/verrükte Familie
ik woon bij mijn moeder/mijn vader
ich lebe bei meiner Mutter/ meinem Vater
ik ben de jongste/ de oudste
ich bin die Jüngste/ die Älteste
mijn broer is sportief/ irritant
Mein Bruder is sportlich/ nervig
met mijn zus ga ik graag shoppen/ naar de bioscoop
mit meiner schwester gehe ich gerne einkaufen/ ins Kino
mijn grootouders komen vaak op bezoek
Meine Großeltern kommen oft au Besuch
gefeliciteerd met je verjaardag
Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag
dank je wel!
Danke shön!
wat wil je graag voor je verjaardag/met kerst hebben
Was wünscht du dir zum Geburtstag / zu Weihnachten
ik wil graag geld / een nieuwe telefoonhoesje
Ich wünsche mir Geld/ eine Handyhülle
ik geef volgende week/ vrijdagavond een feestje, kom je ook?
Ich gebe nächste Woche / am Freitagabend eine Party, kommst du auch?
ja ik kom graag
Ja, ich komme gerne
Nee, want dan zijn we bij mij oma/ er niet
Nein, denn da sind wir bei meiner Oma/ nicht da
met wie vier je oud en nieuw/ pasen
wit wem feierst du Silvester/ Ostern?
ik vier het met mijn buren/ mijn familie
ich feiere mit meinem Nachbarn / meiner Familie
wat heb je voor je verjaardag/sinterklaas gekregen?
was hast du zum Geburtstag/ zum Nikolaus bekommen
van mijn ouders heb ik een laptop/ een cadeaubon gekregen
von meinem Eltern habe ich einen Laptop/ einen Gutschein bekommen
wat vind je leuk aan kerst/ carnaval
was magst du an Weihnachten/ Karneval?
ik houd van de gezelligheid/ de kostuums
ich liebe die Gemütlichkeit/ die Kostüme.
ww op er
ich wohn
ich wohne
ww op er
du wohn
du wohnst
ww op er
er sie es wohn
er sie es wohnt
ww op er
wir wohn
wir wohnen
ww op er
ihr wohn
ihr wohnt
ww op er
sie Sie wohn
sie Sie wohnen
