Duits proefwerk hoofdstuk 10 woordjes Flashcards
de camping
der Campingplatz, die Campingplätze
de caravan
der Wohnwagen
het strand
der Strand
de trein
die Bahn
het vakantieappartement
die Ferienwohnung
de auto
das Auto, die Autos
het hotel
das Hotel, die Hotels
het kamp
das Camp
het museum
das Museum, die Museen
de tent
das Zelt
het vakantiehuis
das Ferienhaus
de zee
das Meer
het zwembad
das Schwimmbad
de vakantie
die Ferien
de zomervakantie
die Sommerferien
Denemarken
Dänemark
Frankrijk
Frankreich
Italië
Italien
Spanje
Spanien
afspreken
sich treffen, getroffen
gaan, rijden
fahren, gefahren
kamperen
zelten
op vakantie gaan
in den Urlaub fahren
overnachten
übernachten
daarna
danach
eerst
zuerst
Goede reis!
Gute Reise!
iedere dag
jeden Tag
later
später
naar
nach
Veel plezier!
Viel Spaß!
anrufen
opbellen
in der Nähe von
in de buurt van
anstrengend
vermoeiend
aufregend
spannend
empfehlen
aanbevelen
seit
sinds
ausleihen
uitlenen
als
dan
der See
het meer
der Schmetterling
de vlinder