Duits Examenidioom Flashcards

1
Q

auch

A

ook

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

außerdem

A

bovendien

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zudem

A

bovendien / daarbij

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zusätzlich

A

bovendien

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hinzu kommt

A

bovendien

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ebenfalls

A

eveneens, ook

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

erstens / zweitens / drittens

A

ten eerste / ten tweede / ten derde

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nicht nur . . . sondern auch

A

niet alleen . . . maar ook

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sowie

A

evenals, alsook

Erweiterung / Weiterführung / Ergänzung
uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

denn

A

want

Begründung / Grund
reden / oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

indem

A

doordat

Begründung / Grund
reden / oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nämlich

A

namelijk

Begründung / Grund
reden / oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

schließlich

A

per slot van rekening

Begründung / Grund
reden / oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

weil

A

omdat

Begründung / Grund
reden / oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aber

A

maar

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

allerdings

A

echter

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

dagegen

A

daarentegen

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hingegen

A

daarentegen

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

dennoch

A

desalniettemin

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

doch

A

toch

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

jedoch

A

echter

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

eigentlich

A

eigenlijk

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

einerseits . . . anderseits

A

enerzijds . . . anderzijds

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

immerhin

A

in ieder geval, toch

Gegensatz
tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
ohnehin
in ieder geval, toch Gegensatz tegenstelling
26
nicht . . . sondern
niet . . . maar Gegensatz tegenstelling
27
obwohl
hoewel Gegensatz tegenstelling
28
stattdessen
in plaats daarvan Gegensatz tegenstelling
29
trotz
ondanks Gegensatz tegenstelling
30
trotzdem
desondanks Gegensatz tegenstelling
31
während
terwijl Gegensatz tegenstelling
32
zwar . . . aber
weliswaar . . . maar Gegensatz tegenstelling
33
zwar . . . doch
weliswaar . . . maar Gegensatz tegenstelling
34
also
dus Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
35
daher
vandaar Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
36
damit
zodat, om te bereiken dat Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
37
demnach
dus, daarom Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
38
deshalb
derhalve, daarom Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
39
deswegen
daarom, vandaar Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
40
je . . . desto
hoe . . . hoe Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
41
so
dus, daarom Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
42
so . . . dass
zo . . . dat Folge / Schlussfolgerung gevolg / conclusie
43
etwa
bijvoorbeeld illustrieren / konkretisieren voorbeeld geven / concreet maken
44
so
zo, bijvoorbeeld illustrieren / konkretisieren voorbeeld geven / concreet maken
45
zum Beispiel
bijvoorbeeld illustrieren / konkretisieren voorbeeld geven / concreet maken
46
auch
ook vergleichen vergelijken
47
so . . . wie
zo . . . als vergleichen vergelijken
48
ebenso . . . wie
net zo . . . als vergleichen vergelijken
49
genauso . . . wie
precies zo . . . als vergleichen vergelijken
50
weder . . . noch
noch . . . noch vergleichen vergelijken
51
erst recht
pas echt Steigerung versterking
52
gar
al helemaal Steigerung versterking
53
nicht nur . . . sondern auch
niet alleen . . . maar zelfs Steigerung versterking
54
sogar
zelfs Steigerung versterking
55
tatsächlich
inderdaad Steigerung versterking
56
in der Tat
inderdaad Steigerung versterking
57
zumal
vooral omdat Steigerung versterking
58
jedenfalls
in elk geval Einschränkung beperking
59
nur
slechts, alleen (maar) Einschränkung beperking
60
übrigens
overigens, 'by the way' Zusatz extra informatie
61
zusätzlich
daar komt bij, daarnaast Zusatz extra informatie
62
bevor
voordat Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
63
vor
voor Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
64
früher
vroeger / in het verleden Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
65
anfangs
aanvankelijk Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
66
später
later Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
67
jetzt
nu / tegenwoordig Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
68
heutzutage
nu, tegenwoordig, vandaag de dag Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
69
inzwischen
intussen Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
70
damals
vroeger Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
71
mittlerweile
ondertussen Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
72
zuletzt
als laatste Zeit / Reihenfolge tijd / volgorde
73
Weiterführung
voortzetting uitbreiding / opsomming
74
Ergänzung
uitwerking uitbreiding / opsomming
75
Verallgemeinerung
algemeen maken uitbreiding / opsomming
76
Begründung
beredenering reden / oorzaak
77
Ursachen
oorzaken reden / oorzaak
78
Erklärung
verklaring reden / oorzaak
79
Zusammenfassung
samenvatting gevolg / conclusie
80
Rückschluss
gevolgtrekking gevolg / conclusie
81
Schlussfolgerung
conclusie gevolg / conclusie
82
Konkretisierung
concreet maken voorbeeld maken / concreet maken
83
Erläuterung
toelichting voorbeeld maken / concreet maken
84
Beispiele
voorbeelden voorbeeld maken / concreet maken
85
Illustration
illustratie voorbeeld maken / concreet maken
86
Abstrahierung
abstract maken voorbeeld maken / concreet maken
87
Steigerung
versterking versterking / toespitsing
88
Zuspitzung
toespitsing versterking / toespitsing
89
Verschärfung
verscherping versterking / toespitsing
90
in Frage stellen
in twijfel trekken beperking / afzwakking / tegenstelling
91
Verharmlosung
triviaal maken beperking / afzwakking / tegenstelling
92
Relativierung
relativering beperking / afzwakking / tegenstelling
93
Einschränkung
beperking beperking / afzwakking / tegenstelling
94
Einräumung
toegeving beperking / afzwakking / tegenstelling
95
Abschwächung
afzwakking beperking / afzwakking / tegenstelling
96
Vorbehalt
voorbehoud beperking / afzwakking / tegenstelling
97
Widerlegung
weerlegging beperking / afzwakking / tegenstelling
98
Widerspruch
tegenspraak beperking / afzwakking / tegenstelling
99
Entkräftung
ontkrachting
100
Argumenten
argumenten overige
101
Behauptung
bewering overige
102
Bestätigung
bevestiging overige
103
Beweis
bewijs overige
104
Einleitung
inleiding overige
105
Annahme
stelling basiswoorden
106
Aussage
uitspraak basiswoorden
107
bedeuten
betekenen basiswoorden
108
Bedeutung
betekenis basiswoorden
109
behaupten
beweren basiswoorden
110
Behauptung
bewering
111
sich beziehen
zich verhouden basiswoorden
112
sich verhalten
zich verhouden basiswoorden
113
Beziehung
verhouding basiswoorden
114
Verhältnis
verhouding basiswoorden
115
entsprechen
overeenkomen met basiswoorden
116
ersetzen
vervangen basiswoorden
117
schliessen aus
concluderen uit basiswoorden
118
Verfasser
auteur (m) basiswoorden
119
Verfasserin
auteur (v) basiswoorden
120
erwähnen
noemen basiswoorden
121
hervorgehen aus
voortkomen uit basiswoorden
122
Absatz
alinea basiswoorden
123
dem 3. Absatz nach
volgens de 3e alinea
124
Satz
zin basiswoorden
125
Seite
pagina; kant basiswoorden
126
Zeile
regel basiswoorden
127
als
toen belangrijke tijdsbepalingen
128
bisher
tot nu toe belangrijke tijdsbepalingen
129
bislang
tot nu toe belangrijke tijdsbepalingen
130
derzeit
nu belangrijke tijdsbepalingen
131
häufig
vaak belangrijke tijdsbepalingen
132
heute
vandaag belangrijke tijdsbepalingen
133
immer
altijd belangrijke tijdsbepalingen
134
innerhalb von . . .
in een tijdbestek van . . . belangrijke tijdsbepalingen
135
inzwischen
intussen belangrijke tijdsbepalingen
136
jetzt
nu belangrijke tijdsbepalingen
137
manchmal
soms belangrijke tijdsbepalingen
138
nachdem
nadat belangrijke tijdsbepalingen
139
nie
nooit belangrijke tijdsbepalingen
140
niemals
nooit belangrijke tijdsbepalingen
141
nun
nu belangrijke tijdsbepalingen
142
oft
vaak belangrijke tijdsbepalingen
143
schließlich
tot slot belangrijke tijdsbepalingen
144
schon
al, reeds belangrijke tijdsbepalingen
145
selten
zelden belangrijke tijdsbepalingen
146
sobald
zodra belangrijke tijdsbepalingen
147
sofort
meteen belangrijke tijdsbepalingen
148
während
terwijl; tijdens belangrijke tijdsbepalingen
149
wann
wanneer belangrijke tijdsbepalingen
150
wenn
als (leidt voorwaarde in) belangrijke tijdsbepalingen
151
bald
spoedig belangrijke tijdsbepalingen
152
bereits
al, reeds belangrijke tijdsbepalingen
153
damals
destijds belangrijke tijdsbepalingen
154
dauerhaft
duurzaam belangrijke tijdsbepalingen
155
künftig
in de toekomst belangrijke tijdsbepalingen
156
letzlich
recent belangrijke tijdsbepalingen
157
mittlerweile
ondertussen belangrijke tijdsbepalingen
158
rasch
snel belangrijke tijdsbepalingen
159
ständig
steeds; de hele tijd
160
zunächst
allereerst belangrijke tijdsbepalingen
161
befürchten
vrezen negatieve strekking
162
Furcht
angst negatieve strekking
163
fehlen
ontbreken, missen negatieve strekking
164
Fehler
fout negatieve strekking
165
kaum
amper, nauwelijks negatieve strekking
166
leider
helaas negatieve strekking
167
Lüge
leugen negatieve strekking
168
mangelhaft
gebrekkig negatieve strekking
169
mangeln
ontbreken, missen negatieve strekking
170
Opfer
slachtoffer negatieve strekking
171
scheitern
mislukken negatieve strekking
172
Verlust
verlies negatieve strekking
173
verschwinden
verdwijnen negatieve strekking
174
warnen vor
waarschuwen voor; afraden negatieve strekking
175
ablehnen
afkeuren negatieve strekking
176
bedrohen
bedreigen negatieve strekking
177
drohen
dreigen negatieve strekking
178
Drohung
dreiging negatieve strekking
179
Empörung
verontwaardiging negatieve strekking
180
empört
verontwaardigd negatieve strekking
181
enttäuscht
teleurgesteld negatieve strekking
182
heuchlerisch
huichelachtig; hypocriet negatieve strekking
183
sich irren
zich vergissen negatieve strekking
184
Irrtum
vergissing negatieve strekking
185
erlöschen
verwijderen negatieve strekking
186
löschen
verwijderen negatieve strekking
187
verletzen
kwetsen; overtreden negatieve strekking
188
Verletzung
blessure; overtreding negatieve strekking
189
Erfolg
succes positieve strekking
190
erfolgreich
succesvol positieve strekking
191
erlaubt
toegestaan positieve strekking
192
sich freuen
blij zijn positieve strekking
193
froh
vrolijk, bij positieve strekking
194
gelingen
lukken positieve strekking
195
Lösung
oplossing positieve strekking
196
richtig
juist positieve strekking
197
wichtig
belangrijk positieve strekking
198
hoffen
hopen positieve strekking
199
Hoffnung
hoop positieve strekking
200
schaffen
voor elkaar krijgen, lukken positieve strekking
201
-wert
-waarde positieve strekking
202
Wert
waarde positieve strekking
203
Begeisterung
enthousiasme overige emoties en toon in de tekst
204
begeistert
enthousiast overige emoties en toon in de tekst
205
ernst
serieus overige emoties en toon in de tekst
206
ernst nehmen
serieus nemen overige emoties en toon in de tekst
207
erstaunen
verbazen overige emoties en toon in de tekst
208
erstaunt
verbaasd overige emoties en toon in de tekst
209
erstaunlich
verbazingwekkend overige emoties en toon in de tekst
210
Überraschung
verrassing overige emoties en toon in de tekst
211
überraschen
verrassen overige emoties en toon in de tekst
212
überrascht
verrast overige emoties en toon in de tekst
213
gleichgültig
onverschillig overige emoties en toon in de tekst
214
Gleichgültigkeit
onverschilligheid overige emoties en toon in de tekst
215
Empörung
verontwaardigheid, verontwaardiging overige emoties en toon in de tekst
216
empört
verontwaardigd overige emoties en toon in de tekst
217
verwunderlich
wonderbaarlijk overige emoties en toon in de tekst
218
verwundert
verwonderd overige emoties en toon in de tekst
219
Ausbildung
opleiding onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
220
Ausnahme
uitzondering onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
221
Bildung
vorming, ontwikkeling onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
222
Eltern
ouders onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
223
Ergebnis
resultaat onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
224
Erziehung
opvoeding onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
225
Fähigkeit
vaardigheid onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
226
Fehlerquote
foutmarge onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
227
fordern
eisen onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
228
erforderlich
nodig, vereist
229
Herausforderung
uitdaging onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
230
überfordert
overbelast onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
231
fördern
stimuleren onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
232
Forschung
onderzoek onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
233
Forscher
onderzoekers onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
234
leisten
presteren onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
235
Leistung
prestatie onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
236
unterrichten
onderwijzen onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
237
Unterricht
onderwijs onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
238
Wissenschaft
wetenschap onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
239
Wissenschaftler
wetenschappers
240
zeigen
(aan)tonen onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
241
angeblich
zogenaamd onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
242
belegen
aantonen, bewijzen onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
243
nachweisen
aantonen, bewijzen onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
244
Bilanz
resultaat onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
245
bilden
vormen, maken onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
246
Daten
data, gegevens onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
247
Fazit
resultaat onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
248
laut
volgens onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
249
prägen
beïnvloeden onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
250
Umfrage
rondvraag onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
251
Verfahren
procedé, werkwijze onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
252
veröffentlichen
publiceren onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
253
Zeichen
teken, aanwijzing onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
254
Anzeichen
teken, aanwijzing onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
255
Hinweis
teken, aanwijzing onderzoek doen, onderwijs, opvoeding
256
Behörde
overheid; autoriteiten mens en maatschappij
257
sich benehmen
zich gedragen mens en maatschappij
258
sich verhalten
zich gedragen mens en maatschappij
259
Bundesland
deelstaat (16 in Duitsland) mens en maatschappij
260
DDR -> Deutsche Demokratische Republik
voormalig Oost-Duitsland mens en maatschappij
261
Fernsehen
televisie mens en maatschappij
262
Geschäft
'business', zaken, winkel mens en maatschappij
263
Geschichte
geschiedenis; verhaal mens en maatschappij
264
Gesellschaft
maatschappij mens en maatschappij
265
Gesetz
wet mens en maatschappij
266
Kampf
strijd mens en maatschappij
267
Kunde
klant mens en maatschappij
268
Leute
mensen mens en maatschappij
269
schützen
beschermen mens en maatschappij
270
Schutz
bescherming mens en maatschappij
271
Umwelt
milieu mens en maatschappij
272
Urlaub
vakantie mens en maatschappij
273
Verhalten
gedrag mens en maatschappij
274
Benehmen
gedrag mens en maatschappij
275
vorbeugen
voorkomen mens en maatschappij
276
Wahl
keuze; verkiezingen mens en maatschappij
277
wählen
kiezen mens en maatschappij
278
Werbung
reclame mens en maatschappij
279
Wirtschaft
economie mens en maatschappij
280
sich beschäftigen
zich bezighouden mens en maatschappij
281
sich bewerben
solliciteren mens en maatschappij
282
kündigen
ontslaan mens en maatschappij
283
Kündigung
ontslag mens en maatschappij
284
Maßnahme
maatregel mens en maatschappij
285
Wettbewerb
wedstrijd; concurrentie mens en maatschappij
286
Alter
leeftijd lichaam en zintuigen
287
Gedächtnis
geheugen lichaam en zintuigen
288
Körper
lichaam lichaam en zintuigen
289
Schmerz
pijn lichaam en zintuigen
290
Herz
hart lichaam en zintuigen
291
Hirn
hersenen lichaam en zintuigen
292
Gehirn
hersenen lichaam en zintuigen
293
nähren
voeden lichaam en zintuigen
294
Nahrung
voeding lichaam en zintuigen
295
Ernährung
voeding lichaam en zintuigen
296
sich ändern
veranderen lijkt op het Nederlands
297
Ärger
ergernis lijkt op het Nederlands
298
Art
aard, soort lijkt op het Nederlands
299
auf Grund
op grond van . . . lijkt op het Nederlands
300
aufgrund
op grond van . . . lijkt op het Nederlands
301
Fach
vak lijkt op het Nederlands
302
Fächer
vakken lijkt op het Nederlands
303
Fall
geval lijkt op het Nederlands
304
Fälle
gevallen lijkt op het Nederlands
305
führen
leiden, voeren lijkt op het Nederlands
306
ganz
gans, helemaal lijkt op het Nederlands
307
gebrauchen
gebruiken lijkt op het Nederlands
308
benutzen
gebruiken lijkt op het Nederlands
309
gehören
horen bij lijkt op het Nederlands
310
Gewalt
geweld lijkt op het Nederlands
311
Hälfte
helft lijkt op het Nederlands
312
haupt-
hoofd- lijkt op het Nederlands
313
Hauptstadt
hoofdstad lijkt op het Nederlands
314
Hilfe
hulp lijkt op het Nederlands
315
leicht
licht, eenvoudig lijkt op het Nederlands
316
einfach
licht, eenvoudig lijkt op het Nederlands
317
Ort
oord, plek lijkt op het Nederlands
318
schön
mooi lijkt op het Nederlands
319
schwer
zwaar, moeilijk lijkt op het Nederlands
320
schwierig
zwaar, moeilijk lijkt op het Nederlands
321
Teil
deel lijkt op het Nederlands
322
Übung
oefening lijkt op het Nederlands
323
Unfall
ongeval lijkt op het Nederlands
324
unterscheiden
onderscheiden lijkt op het Nederlands
325
unterschiedlich
verschillend lijkt op het Nederlands
326
Urteil
oordeel lijkt op het Nederlands
327
beurteilen
beoordelen lijkt op het Nederlands
328
verstehen
verstaan, begrijpen lijkt op het Nederlands
329
vielleicht
wellicht, misschien lijkt op het Nederlands
330
Vorurteil
vooroordeel lijkt op het Nederlands
331
Zahl
aantal lijkt op het Nederlands
332
Zeit
tijd lijkt op het Nederlands
333
bezeichnen
betekenen lijkt op het Nederlands
334
durchschnittlich
gemiddeld lijkt op het Nederlands
335
empfehlen
aanbevelen lijkt op het Nederlands
336
steuern
sturen lijkt op het Nederlands
337
bekommen
krijgen 'valse vrienden' niet wat het lijkt
338
brauchen
nodig hebben 'valse vrienden' niet wat het lijkt
339
denn
want 'valse vrienden' niet wat het lijkt
340
dürfen
mogen 'valse vrienden' niet wat het lijkt
341
fast
bijna 'valse vrienden' niet wat het lijkt
342
herstellen
produceren 'valse vrienden' niet wat het lijkt
343
Hersteller
producent 'valse vrienden' niet wat het lijkt
344
machen
doen 'valse vrienden' niet wat het lijkt
345
nett
aardig 'valse vrienden' niet wat het lijkt
346
sollen
moeten 'valse vrienden' niet wat het lijkt
347
versprechen
beloven 'valse vrienden' niet wat het lijkt
348
verständlich
begrijpelijk 'valse vrienden' niet wat het lijkt
349
Verständnis
begrip 'valse vrienden' niet wat het lijkt
350
versuchen
proberen 'valse vrienden' niet wat het lijkt
351
wachsen
groeien 'valse vrienden' niet wat het lijkt
352
aufschließen
openen 'valse vrienden' niet wat het lijkt
353
aufgeschlossen
geopend 'valse vrienden' niet wat het lijkt
354
auslösen
veroorzaken 'valse vrienden' niet wat het lijkt
355
bedürfen
nodig hebben 'valse vrienden' niet wat het lijkt
356
Bedürfnis
behoefte 'valse vrienden' niet wat het lijkt
357
eng
nauw 'valse vrienden' niet wat het lijkt
358
erst
pas 'valse vrienden' niet wat het lijkt
359
klar
duidelijk 'valse vrienden' niet wat het lijkt
360
knapp
bijna 'valse vrienden' niet wat het lijkt
361
offenbar
blijkbaar 'valse vrienden' niet wat het lijkt
362
reichen
voldoen 'valse vrienden' niet wat het lijkt
363
ausreichen
voldoen 'valse vrienden' niet wat het lijkt
364
schlimm
erg 'valse vrienden' niet wat het lijkt
365
entscheiden
beslissen varia
366
Entscheidung
beslissing varia
367
Gerät
toestel, apparaat varia
368
nächste
volgende varia
369
reden
spreken varia
370
sonst
voor de rest, anders varia
371
unbedingt
zeker, beslist varia
372
verfügen
beschikken varia
373
Verfügung
beschikking varia
374
anwenden
toepassen varia
375
verwenden
toepassen varia
376
ziehen
trekken varia
377
Ziel
doel varia
378
ziemlich
tamelijk, nogal varia
379
ähnlich
vergelijkbaar varia
380
Beschleunigung
versnelling varia
381
Entschleunigung
onthaasting varia
382
beteiligt
betrokken varia
383
durchaus
volkomen, geheel en al varia
384
erhalten
bevatten varia
385
fern
ver weg varia
386
entfernen
verwijderen varia
387
gerade
juist varia
388
trennen
scheiden varia
389
Trennung
scheiding varia
390
ab-
af- voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
391
auf-
op-, open- voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
392
dieser
deze voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
393
diese
deze voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
394
dieses
dit voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
395
jeder
elke voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
396
jede
elke voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
397
jedes
elk voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
398
manche
sommige voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
399
solche
zulke voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
400
weiter-
verder- voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
401
wieder-
weer-, opnieuw- voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
402
zu-
toe- voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
403
derjenige der
degene die voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
404
diejenige die
diegene die voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
405
deren
hun, van hen voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
406
eher . . . als . . .
eerder/liever . . . dan . . . voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
407
nicht zuletzt
niet in de laatste plaats voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
408
sei
is voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
409
seien
zijn voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
410
wäre
zou zijn voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
411
wider-
tegen- voorzetsels en belangrijke grammaticale constructies
412
billig
goedkoop bekend verondersteld
413
dort
daar bekend verondersteld
414
Erwachsene
volwassene bekend verondersteld
415
etwas
iets bekend verondersteld
416
fahren
rijden, varen bekend verondersteld
417
früh
vroeg bekend verondersteld
418
früher
vroeger bekend verondersteld
419
gestern
gisteren bekend verondersteld
420
heute
vandaag bekend verondersteld
421
krank
ziek bekend verondersteld
422
Krankheit
ziekte bekend verondersteld
423
spät
laat bekend verondersteld
424
später
later bekend verondersteld
425
teuer
duur bekend verondersteld
426
aber
maar bekend verondersteld
427
aus
uit bekend verondersteld
428
bei
bij bekend verondersteld
429
bis
tot bekend verondersteld
430
bisher
tot nu toe bekend verondersteld
431
dazu
daartoe, daarvoor bekend verondersteld
432
durch
door bekend verondersteld
433
für
voor bekend verondersteld
434
gegen
tegen bekend verondersteld
435
genau
precies bekend verondersteld
436
nach
naar, na bekend verondersteld
437
nachdem
nadien bekend verondersteld
438
neben
naast bekend verondersteld
439
nur
alleen bekend verondersteld
440
oder
of bekend verondersteld
441
ohne
zonder bekend verondersteld
442
seit
sinds bekend verondersteld
443
seitdem
sindsdien bekend verondersteld
444
statt
in plaats van bekend verondersteld
445
über
over bekend verondersteld
446
um
om, rond, rondom bekend verondersteld
447
von
van bekend verondersteld
448
vor
voor bekend verondersteld
449
vorher
voorheen bekend verondersteld
450
wann?
wanneer? bekend verondersteld
451
was?
wat? bekend verondersteld
452
wer?
wie? bekend verondersteld
453
wie?
hoe? bekend verondersteld
454
wo?
waar? bekend verondersteld
455
woher?
waarvandaan? bekend verondersteld
456
wohin?
waarheen? bekend verondersteld
457
zu
tot, te bekend verondersteld
458
zwischen
tussen bekend verondersteld