Duits Door Europa Hoofdstuk 14💞 Flashcards
1
Q
Elkaar zien
A
sech sehen
2
Q
Kennen
A
kennen
3
Q
De vriend
A
der Freund
4
Q
De vriendin
A
die Freundin
5
Q
(Graag) mogen
A
mögen
6
Q
Bevallen
A
gefallen
7
Q
Houden van
A
lieben
8
Q
Getrouwd
A
verheiratet