Dom Flashcards
Piwnica
De kelder
Strych
De vliering
Chodnik
De stoep
Wycieraczka
De mat
Dzwonek
De bel
Zamek
Het slot
Rolety
Het rolgordijn
Parapet
De vensterbak
Kominek
De (open) haard
Półka na ksiażki
De boekenplank
Wazon
De vaas
Żarówka
De (gloei)lamp
Świeca
De kaars
Knot
De lont
Zegar
De horloge
Plakat
De poster
Piec
De kachel
Dachówka
De dakpan
Komin
De schoorsteen
Ściana
De wand
Skrzynka pocztowa
De brievenbus
Koc
De deken
Prześcieradło
Het laken
Poszewka na poduszkę
De sloop
Szuflada
De la
Szafka nocna
Het nachtkastje
Materac
Het matras
Ścielić łóżko
Een bed opmaken
Lustro
De spiegel
Mydło
De zeep
Kanalizacja
De riolering
Czyścić
Opruimen
Szorować
Schrobben
Kosz
De vuilnisemmer, vuilnisbak
Odkurzać
Stofzuigen
Szufelka
Het stoffer en blik
Zamiatać
Vegen
Zmywać podłogę
Dweilen
Malować
Verven
Nakładać tapetę
Behangen
Lakierować
Vernissen
Dywan
Het tapijt
Spinacz
De wasknijper
Proszek do prania
Het wasmiddel, -poeder
Kuchenka
Het fornuis
Blat
Het aanrecht
Wtyczka
De stop
Płyn do mycia naczyń
Het afwasmiddel
Ręcznik
De doek
Zamrażarka
De diepvries
Odmrażać
Laten ontdooien
Doprowadzać do wrzenia
Aan de kook brengen
Dusić
Stoven
Odgrzewać
Opwarmen
Solić
Zouten
Patelnia
De pan
Pokrywka
Het deksel
Żaroodporne
Vuurvast
Szufelka
De schep
Sitko
De zeef
Nakryć do stołu
De tafel dekken
Waga
De weegschaal
Tarka
De rasp
Fartuch
Het schort
Ścinać
Omhakken
Taczka
De kruiwagen
Piła
De zaag
Młotek
De hamer
Gwóźdź
De spijker
Kopać
Spitten
Drzwi wejściowe
De voordeur
Sufit
Het plafond
Podłoga
De vloer
Fotel
De leunstoel
Zasłona
Het gordijn
Przełacznik
De schakelaar
Obraz
Het schilderij
Meblować
Inrichten
Dach
Het dak
Ogrodzenie
Het hek
Kołdra
De donsdeken
Poduszka
Het (hoofd)kussen
Budzik
De wekker
Zlew
De wastafel
Gabka
De spons
Spuszczac
Doorspoelen
Odkurzacz
De stofzuiger
Zmywac kurze
Afstoffen
Myc okna
De ramen zemen
Miotła
De bezem
Mop
De dweil
Farba
De verf
Tapeta
Het behang
Lakier (varnish)
Het vernis
Dywan
Het (vloer)kleed
Czajnik
De ketel
Zamrażalka
De vrieskast
Zamrażać
Invriezen
Spalony
Aangebakken
Aangebrand
Dusić
Sudderen
Mieszać
Roeren
Miska
De kom
Drewniana łyżka
De houten lepel
Serwować
Opscheppen
Ważyć
Wegen
Trzec
Raspen
Zgniatac
Uitpersen
Narzędzia
Het gereedschap
Śruba
De schroef
Łopata
De schop
Grabie
De hark
Staw
De vijver