doelen 13-20 Flashcards
De student kan de indeling van preventie binnen het beroepsprofiel benoemen
Universele preventie is gericht op de gehele bevolking
Selectieve preventie is gericht op de identificatie van specifieke hoog risico groepen
Geïndiceerde preventie heeft tot doel het ontstaan van ziekte van of verdere gezondheidsschade te voorkomen bij een individuele patiënt met een verhoogd risico
Zorggerelateerde preventie is gericht op het ondersteunen van een individuele patiënt met bestaande gezondheidsproblemen
De student kent de doelstellingen van het intakegesprek binnen THIM
in- of uitsluiten of de cliënt mag deelnemen aan een preventie-/beweegprogramma
Vragenlijsten voor intake gesprek
PAR-Q
RAND-36
NNGB
De student kent de opbouw van een preventie-/beweegprogramma
Intake/fitheidtest
Theoretische bijeenkomst (1x)
Praktische bijeenkomsten (meestal gedurende 12 weken)
Outtake
De student kent de beweegnormen en kan deze koppelen aan het aantal MET’s
Jongeren: 1 uur/dag matig intensieve lichamelijke activiteit (5-8 MET), plus 2x gericht op handhaven en verbetering
Volwassenen:
- ≥ 30 min matig intensieve lichamelijke activiteit (4-6,5 MET) op ≥ 5 dagen / week.
55-plussers:
- ≥ 30 min matig intensieve lichamelijke activiteit (3-5 MET) op ≥ 5 dagen/week.
De student kan de 6 stappen van gedragsverandering benomen
Openstaan Begrijpen Willen Kunnen Doen Blijven doen
De student kan de volgende termen benoemen; coping stijl, focus of control en attributie.
- Coping stijl: de manier waarop een figuur met stressvolle situaties om gaat, gedragsmatig, cognitief en emotioneel
- Locus of control: het gevoel hebben dat je je leven zelf kunt beïnvloeden of juist niet.
Intern: jij hebt zelf de teugels in handen en bepaald hoe je leven loopt.
Extern: deze figuren beschouwen het leven niet als een beïnvloedbaar proces. (lastig te behandelen!) - Attributie: toeschrijven van slagen of falen; intern of externe factoren. Vaak in combinatie met locus of control.