dire vervoegen Flashcards
1
Q
dire
A
zeggen
2
Q
je dis
A
ik zeg
3
Q
tu dis
A
jij zegt
4
Q
il/elle dit
A
hij/zij zegt
5
Q
nous disons
A
wij zeggen
6
Q
vous dises
A
jullie zeggen
7
Q
ils/elles disent
A
zij zeggen